Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. loot:
  2. loten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loot (Nederlands) in het Duits

loot:

loot [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de loot (twijg; takje)
    der junger Zweig; Reis
  2. de loot (stekje; spruit; scheut)
    der Sprößling; der Sproß; der Trieb; der Schößling

Vertaal Matrix voor loot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Reis loot; takje; twijg rijst
Schößling loot; scheut; spruit; stekje
Sproß loot; scheut; spruit; stekje afstammeling; nakomeling; rank; ranken; telg; uitloper
Sprößling loot; scheut; spruit; stekje afstammeling; dreumes; hummel; jochie; jonge plant; klein jongetje; klein kind; kleintje; nakomeling; peuter; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; telg; uk; worm; wurm
Trieb loot; scheut; spruit; stekje aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jonge plant; jool; leut; lust; plantestekje; plezier; pret; rank; ranken; scheut; schoot; seksuele begeerte; spruit; stek; voortgedreven vee
junger Zweig loot; takje; twijg

Verwante woorden van "loot":

  • lootten, lootje, lootjes

loten:

loten werkwoord (loot, lootte, lootten, geloot)

  1. loten (verloten)
    verlosen; auslosen
    • verlosen werkwoord (verlose, verlost, verloste, verlostet, verlost)
    • auslosen werkwoord (lose aus, losest aus, lost aus, loste aus, lostet aus, ausgelost)

Conjugations for loten:

o.t.t.
  1. loot
  2. loot
  3. loot
  4. loten
  5. loten
  6. loten
o.v.t.
  1. lootte
  2. lootte
  3. lootte
  4. lootten
  5. lootten
  6. lootten
v.t.t.
  1. heb geloot
  2. hebt geloot
  3. heeft geloot
  4. hebben geloot
  5. hebben geloot
  6. hebben geloot
v.v.t.
  1. had geloot
  2. had geloot
  3. had geloot
  4. hadden geloot
  5. hadden geloot
  6. hadden geloot
o.t.t.t.
  1. zal loten
  2. zult loten
  3. zal loten
  4. zullen loten
  5. zullen loten
  6. zullen loten
o.v.t.t.
  1. zou loten
  2. zou loten
  3. zou loten
  4. zouden loten
  5. zouden loten
  6. zouden loten
diversen
  1. loot!
  2. loot!
  3. geloot
  4. lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor loten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auslosen loten; verloten inloten; uitloten
verlosen loten; verloten

Verwante woorden van "loten":