Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. maffen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maffen (Nederlands) in het Duits

maffen:

maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

  1. maffen (slapen; meuren; pitten)
    schlafen; schlummern
    • schlafen werkwoord (schlafe, schläfst, schläft, schlief, schlieft, geschlafen)
    • schlummern werkwoord (schlummere, schlummerst, schlummert, schlummerte, schlummertet, geschlummert)

Conjugations for maffen:

o.t.t.
  1. maf
  2. maft
  3. maft
  4. maffen
  5. maffen
  6. maffen
o.v.t.
  1. mafte
  2. mafte
  3. mafte
  4. maften
  5. maften
  6. maften
v.t.t.
  1. heb gemaft
  2. hebt gemaft
  3. heeft gemaft
  4. hebben gemaft
  5. hebben gemaft
  6. hebben gemaft
v.v.t.
  1. had gemaft
  2. had gemaft
  3. had gemaft
  4. hadden gemaft
  5. hadden gemaft
  6. hadden gemaft
o.t.t.t.
  1. zal maffen
  2. zult maffen
  3. zal maffen
  4. zullen maffen
  5. zullen maffen
  6. zullen maffen
o.v.t.t.
  1. zou maffen
  2. zou maffen
  3. zou maffen
  4. zouden maffen
  5. zouden maffen
  6. zouden maffen
diversen
  1. maf!
  2. maft!
  3. gemaft
  4. maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor maffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schlafen maffen; meuren; pitten; slapen
schlummern maffen; meuren; pitten; slapen dutten; een dutje doen; gedachteloos zijn; kruipen; sluimeren; sluipen; suffen; verborgen aanwezig zijn

Wiktionary: maffen


Cross Translation:
FromToVia
maffen schlafen dormir — Se reposer dans un état inconscient