Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. naamwoord:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor naamwoord (Nederlands) in het Duits

naamwoord:

naamwoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het naamwoord
    Nomen
    • Nomen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. het naamwoord (substantief; zelfstandig naamwoord; znw.)
    Substantiv; Nennwort

Vertaal Matrix voor naamwoord:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Nennwort naamwoord; substantief; zelfstandig naamwoord; znw.
Nomen naamwoord
Substantiv naamwoord; substantief; zelfstandig naamwoord; znw.

Verwante woorden van "naamwoord":

  • naamwoorden

Wiktionary: naamwoord

naamwoord
noun
  1. een woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt
naamwoord
noun
  1. Linguistik: Oberbegriff aller deklinierbaren Wortarten (auch: Oberbegriff für Substantiv und Adjektiv)
  2. Linguistik: Oberbegriff für Substantiv und Adjektiv