Nederlands

Uitgebreide vertaling voor natuurlijkheid (Nederlands) in het Duits

natuurlijkheid:

natuurlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de natuurlijkheid (ongekunsteldheid; eenvoud)
    die Einfalt; die Natürlichkeit; die Naivität; die Einfältigkeit; die Kindlichkeit; die Gutgläubigkeit

Vertaal Matrix voor natuurlijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einfalt eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; bescheidenheid; dwaasheid; eenvoud; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; pretentieloosheid; simpelheid; soberheid; zotheid
Einfältigkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid dwaasheid; geesteloosheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbenulligheid; onnozelheid; onwetendheid; simpelheid; stompzinnigheid; zotheid
Gutgläubigkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; goedgelovigheid; kinderlijkheid; lichtgelovigheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid
Kindlichkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderachtigheid; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid; zotheid
Naivität eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; kinderlijkheid; kindsheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid
Natürlichkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid

Verwante woorden van "natuurlijkheid":


Wiktionary: natuurlijkheid


Cross Translation:
FromToVia
natuurlijkheid Einfachheit simplicitéqualité de ce qui n’est pas composé.

natuurlijk:

natuurlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. natuurlijk (uiteraard; vanzelfsprekend; zonder twijfel; )
    selbstverständlich; natürlich
  2. natuurlijk (ongekunsteld; ongedwongen)
    natürlich; ungekünstelt; rein
  3. natuurlijk (ongekunsteld; eenvoudig)
    natürlich; unkompliziert; einfach; simpel; schlicht; anspruchslos; gewöhnlich
  4. natuurlijk (van nature aanwezig; aangeboren; eigen)
    einheimisch; eingeboren; von Natur aus anwesend sein

Vertaal Matrix voor natuurlijk:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- echt; heus; vanzelfsprekend; werkelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- uiteraard; vanzelf
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- waar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anspruchslos eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld bescheiden; dunnetjes; eenvoudig; gemakkelijk; gering; in een handomdraai; licht; lichtwegend; magertjes; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; pretentieloos; schraal; schraaltjes; simpel; sobertjes; vanzelf; zonder moeite; zonder pretenties
einfach eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld aangenaam; bescheiden; comfortabel; discreet; discrete; domweg; dunnetjes; echt; eenvoudig; eenvoudigweg; gangbaar; gebruikelijk; gemakkelijk; gemeen; geriefelijk; gewoon; gewoonweg; heus; in een handomdraai; ingetogen; kies; klinkklaar; kortweg; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; lichtwegend; magertjes; makkelijk; matig; moeiteloos; nederig; niet hoogmoedig; niet moeilijk; niet voornaam; normaal; onderdanig; onedel; ongecompliceerd; ootmoedig; puur; rechttoe; regelrecht; ronduit; schraal; schraaltjes; simpel; simpelweg; sober; sobertjes; stemmig; van eenvoudige komaf; vanzelf; werkelijk; zo maar; zomaar; zonder moeite; zonder pretenties
eingeboren aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; autochtoon; ingeboren; inheems; inlands
einheimisch aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; autochtoon; binnenlands; ingeboren; inheems; inlands; karakteristiek; kenmerkend; tekenend; typerend; typisch
gewöhnlich eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld algemeen; alledaags; courant; doorgaans; eenvoudig; futiel; gangbaar; gebruikelijk; gemeenlijk; geregeld; gewoon; gewoonlijk; gewoontegetrouw; grof; in een handomdraai; licht; lichtwegend; meestal; merendeels; moeiteloos; niets bijzonders; nietsbetekenend; nietszeggend; normaal; normaliter; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; op vaste tijden; ordinair; over het algemeen; plat; platvloers; regelmatig; regulier; triviaal; vanzelf; vulgair; weinigzeggend; zonder moeite; zonder pretenties
natürlich 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; eenvoudig; logisch; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel behoorlijk; nogal; onverplicht; redelijk; spontaan; tamelijk; uit vrije wil; vrijwillig
rein natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; net; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; onbevlekt; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; proper; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
schlicht eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld bescheiden; discreet; discrete; dunnetjes; eenvoudig; gemakkelijk; glad neerliggend; in een handomdraai; ingetogen; kies; licht; magertjes; makkelijk; matig; moeiteloos; nederig; niet hoogmoedig; niet moeilijk; ongecompliceerd; schraal; schraaltjes; simpel; sluik; sober; sobertjes; stemmig; vanzelf; zonder moeite; zonder pretenties
selbstverständlich 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel daadwerkelijk; metterdaad
simpel eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld aangenaam; achterlijk; afgestompt; breinloos; comfortabel; dom; eenvoudig; geesteloos; gemakkelijk; geriefelijk; hersenloos; idioot; in een handomdraai; licht; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; nuttig; onbenullig; ongecompliceerd; onnozel; onverstandig; practisch; simpel; stompzinnig; stupide; vanzelf; verstandeloos; zonder moeite; zonder pretenties
ungekünstelt natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld in een handomdraai; moeiteloos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverplicht; spontaan; uit vrije wil; vanzelf; vrijwillig; zonder moeite
unkompliziert eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld eenvoudig; ongecompliceerd; probleemloos; simpel
von Natur aus anwesend sein aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig

Verwante woorden van "natuurlijk":

  • natuurlijkheid, natuurlijker, natuurlijkere, natuurlijkst, natuurlijkste, natuurlijke

Synoniemen voor "natuurlijk":


Antoniemen van "natuurlijk":


Verwante definities voor "natuurlijk":

  1. precies als in de werkelijkheid1
    • zij speelt die rol heel natuurlijk1
  2. alles wat te maken heeft met de natuur1
    • ik hou van een natuurlijke versiering met de kerst1
  3. wat iedereen zo begrijpt1
    • Jan heeft natuurlijk weer een 10 voor dat proefwerk1

Wiktionary: natuurlijk

natuurlijk
adjective
  1. uit de natuur afkomstig
adverb
  1. vanzelfsprekend
natuurlijk
adjective
  1. im Sinne von einfach, ungezwungen
  2. ohne Steigerung: dem Gesetz der Natur entsprechend
  3. im Sinne von selbstverständlich, klar
  4. ohne Steigerung: sich auf die Natur beziehend, naturgemäß, in der Natur vorkommend
  5. nicht entfremdet, dem Naturell entsprechend, sich auf das Naturell beziehend, naturgetreu
  6. adverbial: bestimmt, unbedingt, mit Sicherheit
  7. ohne Weiteres verständlich, sich aus dem Zusammenhang ergebend

Cross Translation:
FromToVia
natuurlijk natürlich natural — relating to nature
natuurlijk natürlich naturally — surely
natuurlijk selbstverständlich; sicher; natürlich of course — naturally
natuurlijk natürlich; angeboren naturel — Qui est relatif à la nature, à l’ensemble des êtres et des choses, à l’ordre qui les régit.