Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. neerkladden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor neerkladden (Nederlands) in het Duits

neerkladden:

neerkladden werkwoord (klad neer, kladt neer, kladde neer, kladden neer, neergeklad)

  1. neerkladden
    schmieren
    • schmieren werkwoord (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)

Conjugations for neerkladden:

o.t.t.
  1. klad neer
  2. kladt neer
  3. kladt neer
  4. kladden neer
  5. kladden neer
  6. kladden neer
o.v.t.
  1. kladde neer
  2. kladde neer
  3. kladde neer
  4. kladden neer
  5. kladden neer
  6. kladden neer
v.t.t.
  1. heb neergeklad
  2. hebt neergeklad
  3. heeft neergeklad
  4. hebben neergeklad
  5. hebben neergeklad
  6. hebben neergeklad
v.v.t.
  1. had neergeklad
  2. had neergeklad
  3. had neergeklad
  4. hadden neergeklad
  5. hadden neergeklad
  6. hadden neergeklad
o.t.t.t.
  1. zal neerkladden
  2. zult neerkladden
  3. zal neerkladden
  4. zullen neerkladden
  5. zullen neerkladden
  6. zullen neerkladden
o.v.t.t.
  1. zou neerkladden
  2. zou neerkladden
  3. zou neerkladden
  4. zouden neerkladden
  5. zouden neerkladden
  6. zouden neerkladden
en verder
  1. is neergeklad
diversen
  1. klad neer!
  2. kladt neer!
  3. neergeklad
  4. neerkladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor neerkladden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schmieren neerkladden afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; morsen; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; vlekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken