Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omgaan (Nederlands) in het Duits

omgaan:

omgaan werkwoord (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)

  1. omgaan (optrekken)
    umgehen mit; verkehren
    • umgehen mit werkwoord
    • verkehren werkwoord (verkehre, verkehrst, verkehrt, verkehrte, verkehrtet, verkehrt)

Conjugations for omgaan:

o.t.t.
  1. ga om
  2. gaat om
  3. gaat om
  4. gaan om
  5. gaan om
  6. gaan om
o.v.t.
  1. ging om
  2. ging om
  3. ging om
  4. gingen om
  5. gingen om
  6. gingen om
v.t.t.
  1. ben omgegaan
  2. bent omgegaan
  3. is omgegaan
  4. zijn omgegaan
  5. zijn omgegaan
  6. zijn omgegaan
v.v.t.
  1. was omgegaan
  2. was omgegaan
  3. was omgegaan
  4. waren omgegaan
  5. waren omgegaan
  6. waren omgegaan
o.t.t.t.
  1. zal omgaan
  2. zult omgaan
  3. zal omgaan
  4. zullen omgaan
  5. zullen omgaan
  6. zullen omgaan
o.v.t.t.
  1. zou omgaan
  2. zou omgaan
  3. zou omgaan
  4. zouden omgaan
  5. zouden omgaan
  6. zouden omgaan
diversen
  1. ga om!
  2. gaat om!
  3. omgegaan
  4. omgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omgaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
umgehen mit omgaan; optrekken
verkehren omgaan; optrekken ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan met; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; opvliegen; verkeren; zich ophouden

Synoniemen voor "omgaan":


Verwante definities voor "omgaan":

  1. met iemand samenwerken, met hem praten1
    • zij kan goed met kinderen omgaan1
  2. voorbijgaan1
    • het uur ging heel langzaam om1


Verwante vertalingen van omgaan