Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opstuwen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opstuwen (Nederlands) in het Duits

opstuwen:

opstuwen werkwoord (stuw op, stuwt op, stuwde op, stuwden op, opgestuwd)

  1. opstuwen (voortstuwen; stuwen)
    stauen; aufstauen
    • stauen werkwoord (staue, staust, staut, staute, stautet, gestaut)
    • aufstauen werkwoord

Conjugations for opstuwen:

o.t.t.
  1. stuw op
  2. stuwt op
  3. stuwt op
  4. stuwen op
  5. stuwen op
  6. stuwen op
o.v.t.
  1. stuwde op
  2. stuwde op
  3. stuwde op
  4. stuwden op
  5. stuwden op
  6. stuwden op
v.t.t.
  1. heb opgestuwd
  2. hebt opgestuwd
  3. heeft opgestuwd
  4. hebben opgestuwd
  5. hebben opgestuwd
  6. hebben opgestuwd
v.v.t.
  1. had opgestuwd
  2. had opgestuwd
  3. had opgestuwd
  4. hadden opgestuwd
  5. hadden opgestuwd
  6. hadden opgestuwd
o.t.t.t.
  1. zal opstuwen
  2. zult opstuwen
  3. zal opstuwen
  4. zullen opstuwen
  5. zullen opstuwen
  6. zullen opstuwen
o.v.t.t.
  1. zou opstuwen
  2. zou opstuwen
  3. zou opstuwen
  4. zouden opstuwen
  5. zouden opstuwen
  6. zouden opstuwen
en verder
  1. is opgestuwd
  2. zijn opgestuwd
diversen
  1. stuw op!
  2. stuwt op!
  3. opgestuwd
  4. opstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opstuwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufstauen opstuwen; stuwen; voortstuwen
stauen opstuwen; stuwen; voortstuwen stouwen; zich verdringen