Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. overweg kunnen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overweg kunnen (Nederlands) in het Duits

overweg kunnen:

overweg kunnen werkwoord (kan overweg, kunt overweg, kon overweg, konden overweg, overweg gekund)

  1. overweg kunnen
    auskommen
    • auskommen werkwoord (komme aus, kommst aus, kommt aus, kam aus, kamt aus, ausgekommen)

Conjugations for overweg kunnen:

o.t.t.
  1. kan overweg
  2. kunt overweg
  3. kan overweg
  4. kunnen overweg
  5. kunnen overweg
  6. kunnen overweg
o.v.t.
  1. kon overweg
  2. kon overweg
  3. kon overweg
  4. konden overweg
  5. konden overweg
  6. konden overweg
v.t.t.
  1. heb overweg gekund
  2. hebt overweg gekund
  3. heeft overweg gekund
  4. hebben overweg gekund
  5. hebben overweg gekund
  6. hebben overweg gekund
v.v.t.
  1. had overweg gekund
  2. had overweg gekund
  3. had overweg gekund
  4. hadden overweg gekund
  5. hadden overweg gekund
  6. hadden overweg gekund
o.t.t.t.
  1. zal overweg kunnen
  2. zult overweg kunnen
  3. zal overweg kunnen
  4. zullen overweg kunnen
  5. zullen overweg kunnen
  6. zullen overweg kunnen
o.v.t.t.
  1. zou overweg kunnen
  2. zou overweg kunnen
  3. zou overweg kunnen
  4. zouden overweg kunnen
  5. zouden overweg kunnen
  6. zouden overweg kunnen
diversen
  1. kan overweg!
  2. overweg gekund
  3. overweg kunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overweg kunnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auskommen overweg kunnen behelpen; naar buiten hangen; rondkomen; uithangen; uitkomen; zich kunnen bedruipen

Wiktionary: overweg kunnen

overweg kunnen
verb
  1. einer Situation oder den Umständen gewachsen sein, sie bewältigen können

Verwante vertalingen van overweg kunnen