Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. passend zijn:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor passend zijn (Nederlands) in het Duits

passend zijn:

passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)

  1. passend zijn (geschikt zijn; conveniëren; uitkomen; passen; deugen)
    passen; geschikt sein; gefallen; taugen; konvenieren; schmecken
    • passen werkwoord (paße, paßest, paßt, paßte, paßtet, gepaßt)
    • geschikt sein werkwoord
    • gefallen werkwoord (gefalle, gefällst, gefällt, gefiel, gefielt, gefallen)
    • taugen werkwoord (tauge, taugst, taugt, taugte, taugtet, getaugt)
    • konvenieren werkwoord (konveniere, konvenierst, konveniert, konvenierte, konveniertet, konveniert)
    • schmecken werkwoord (schmecke, schmeckst, schmeckt, schmeckte, schmecktet, geschmeckt)

Conjugations for passend zijn:

o.t.t.
  1. ben passend
  2. bent passend
  3. is passend
  4. zijn passend
  5. zijn passend
  6. zijn passend
o.v.t.
  1. was passend
  2. was passend
  3. was passend
  4. waren passend
  5. waren passend
  6. waren passend
v.t.t.
  1. ben passend geweest
  2. bent passend geweest
  3. is passend geweest
  4. zijn passend geweest
  5. zijn passend geweest
  6. zijn passend geweest
v.v.t.
  1. was passend geweest
  2. was passend geweest
  3. was passend geweest
  4. waren passend geweest
  5. waren passend geweest
  6. waren passend geweest
o.t.t.t.
  1. zal passend zijn
  2. zult passend zijn
  3. zal passend zijn
  4. zullen passend zijn
  5. zullen passend zijn
  6. zullen passend zijn
o.v.t.t.
  1. zou passend zijn
  2. zou passend zijn
  3. zou passend zijn
  4. zouden passend zijn
  5. zouden passend zijn
  6. zouden passend zijn
diversen
  1. ben passend!
  2. weest passend!
  3. passend geweest
  4. passend zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor passend zijn:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gefallen conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; believen; bevallen; blij maken; conveniëren; gelieven; goeddoen; goeddunken; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; in werking zijn; plezieren; prettig vinden; verblijden; verheugd; verrukken
geschikt sein conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
konvenieren conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; uitkomen
passen conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aanstaan; aftellen; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; correct zijn; geld afpassen; gelegen komen; in werking zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen; passen; prettig vinden; schikken; uitkomen
schmecken conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aanstaan; in werking zijn; proeven; smaken
taugen conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen dienstig zijn

Verwante vertalingen van passend zijn