Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. plaatsvinden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plaatsvinden (Nederlands) in het Duits

plaatsvinden:

plaatsvinden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. plaatsvinden
    Stattfinden

plaatsvinden werkwoord (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)

  1. plaatsvinden (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaats hebben; passeren)
    geschehen; passieren; sich ereignen
    • geschehen werkwoord
    • passieren werkwoord (passiere, passierst, passiert, passierte, passiertet, passiert)
    • sich ereignen werkwoord (ereigne mich, ereignest dich, ereignet sich, ereignete sich, ereignetet euch, sich ereignet)

Conjugations for plaatsvinden:

o.t.t.
  1. vind plaats
  2. vindt plaats
  3. vindt plaats
  4. vinden plaats
  5. vinden plaats
  6. vinden plaats
o.v.t.
  1. vond plaats
  2. vond plaats
  3. vond plaats
  4. vonden plaats
  5. vonden plaats
  6. vonden plaats
v.t.t.
  1. heb plaatsgevonden
  2. hebt plaatsgevonden
  3. heeft plaatsgevonden
  4. hebben plaatsgevonden
  5. hebben plaatsgevonden
  6. hebben plaatsgevonden
v.v.t.
  1. had plaatsgevonden
  2. had plaatsgevonden
  3. had plaatsgevonden
  4. hadden plaatsgevonden
  5. hadden plaatsgevonden
  6. hadden plaatsgevonden
o.t.t.t.
  1. zal plaatsvinden
  2. zult plaatsvinden
  3. zal plaatsvinden
  4. zullen plaatsvinden
  5. zullen plaatsvinden
  6. zullen plaatsvinden
o.v.t.t.
  1. zou plaatsvinden
  2. zou plaatsvinden
  3. zou plaatsvinden
  4. zouden plaatsvinden
  5. zouden plaatsvinden
  6. zouden plaatsvinden
diversen
  1. vind plaats!
  2. vindt plaats!
  3. plaatsgevonden
  4. plaatsvindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plaatsvinden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stattfinden plaatsvinden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschehen gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen gebeuren; geschieden; overkomen; plaats hebben; plaats vinden
passieren gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen gebeuren; geschieden; overkomen; plaats hebben; plaats vinden; voorkomen; zich voordoen
sich ereignen gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
- gebeuren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschehen overkomen; overvallen

Synoniemen voor "plaatsvinden":


Verwante definities voor "plaatsvinden":

  1. wat zich afspeelt1
    • er heeft een ongeluk plaatsgevonden1

Wiktionary: plaatsvinden

plaatsvinden
verb
  1. gebeuren, geschieden, plaatshebben

Cross Translation:
FromToVia
plaatsvinden stattfinden be — occur, take place
plaatsvinden passieren; vorkommen occur — to take place
plaatsvinden passieren; vorkommen occur — present itself
plaatsvinden stattfinden take place — to happen
plaatsvinden stattfinden; ereignen avoir lieuse passer ou se dérouler dans un endroit.