Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. prop:
  2. proppen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor prop (Nederlands) in het Duits

prop:

prop [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de prop (bloedprop)
    der Blutpropfen

Vertaal Matrix voor prop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Blutpropfen bloedprop; prop

Verwante woorden van "prop":


Wiktionary: prop

prop
noun
  1. samengepakte massa weefsel of papier, vaak gebruikt om iets af te stoppen

Cross Translation:
FromToVia
prop Pfropfen; Spund; Stöpsel bouchon — Traductions à trier suivant le sens

proppen:

proppen werkwoord (prop, propt, propte, propten, gepropt)

  1. proppen (ineen duwen)
    pfropfen; stopfen; vollstopfen; hineinstopfen
    • pfropfen werkwoord (pfropfe, pfropfst, pfropft, pfropfte, pfropftet, gepfropft)
    • stopfen werkwoord (stopfe, stopfst, stopft, stopfte, stopftet, gestopft)
    • vollstopfen werkwoord (stopfe voll, stopfst voll, stopft voll, stopfte voll, stopftet voll, vollgestopft)
    • hineinstopfen werkwoord (stopfe hinein, stopfst hinein, stopft hinein, stopfte hinein, stopftet hinein, hineingestopft)

Conjugations for proppen:

o.t.t.
  1. prop
  2. propt
  3. propt
  4. proppen
  5. proppen
  6. proppen
o.v.t.
  1. propte
  2. propte
  3. propte
  4. propten
  5. propten
  6. propten
v.t.t.
  1. heb gepropt
  2. hebt gepropt
  3. heeft gepropt
  4. hebben gepropt
  5. hebben gepropt
  6. hebben gepropt
v.v.t.
  1. had gepropt
  2. had gepropt
  3. had gepropt
  4. hadden gepropt
  5. hadden gepropt
  6. hadden gepropt
o.t.t.t.
  1. zal proppen
  2. zult proppen
  3. zal proppen
  4. zullen proppen
  5. zullen proppen
  6. zullen proppen
o.v.t.t.
  1. zou proppen
  2. zou proppen
  3. zou proppen
  4. zouden proppen
  5. zouden proppen
  6. zouden proppen
diversen
  1. prop!
  2. propt!
  3. gepropt
  4. proppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor proppen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hineinstopfen ineen duwen; proppen bikken; binnenkrijgen; binnenproppen; brassen; bunkeren; consumeren; eten; iemand instoppen; inproppen; instoppen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opslokken; schransen; schrokken; slempen; tegoed doen; toedekken; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen
pfropfen ineen duwen; proppen brassen; schransen; slempen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zwelgen
stopfen ineen duwen; proppen bikken; binnenkrijgen; brassen; breeuwen; bunkeren; consumeren; dichten; eten; gaten dichten; gaten stoppen; mazen; naar binnen werken; nuttigen; onbeschoft eten; opeten; opslokken; schransen; schrokken; slempen; stoppen; tegoed doen; tot constipatie leiden; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen
vollstopfen ineen duwen; proppen brassen; goed vullen; schransen; slempen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; volzetten; vreten; zwelgen

Verwante woorden van "proppen":


Verwante definities voor "proppen":

  1. er grote hoeveelheden in duwen1
    • hij propte de boterham in één keer in zijn mond1