Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sausen:
  2. saus:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sausen (Nederlands) in het Duits

sausen:

sausen werkwoord (saus, saust, sauste, sausten, gesaust)

  1. sausen (witten; kalken)
    streichen; kalken; tünchen
    • streichen werkwoord (streiche, streichst, streicht, strich, stricht, gestrichen)
    • kalken werkwoord (kalke, kalkst, kalkt, kalkte, kalktet, gekalkt)
    • tünchen werkwoord (tünche, tünchst, tüncht, tünchte, tünchtet, getüncht)

Conjugations for sausen:

o.t.t.
  1. saus
  2. saust
  3. saust
  4. sausen
  5. sausen
  6. sausen
o.v.t.
  1. sauste
  2. sauste
  3. sauste
  4. sausten
  5. sausten
  6. sausten
v.t.t.
  1. heb gesaust
  2. hebt gesaust
  3. heeft gesaust
  4. hebben gesaust
  5. hebben gesaust
  6. hebben gesaust
v.v.t.
  1. had gesaust
  2. had gesaust
  3. had gesaust
  4. hadden gesaust
  5. hadden gesaust
  6. hadden gesaust
o.t.t.t.
  1. zal sausen
  2. zult sausen
  3. zal sausen
  4. zullen sausen
  5. zullen sausen
  6. zullen sausen
o.v.t.t.
  1. zou sausen
  2. zou sausen
  3. zou sausen
  4. zouden sausen
  5. zouden sausen
  6. zouden sausen
en verder
  1. ben gesaust
  2. bent gesaust
  3. is gesaust
  4. zijn gesaust
  5. zijn gesaust
  6. zijn gesaust
diversen
  1. saus!
  2. saust!
  3. gesaust
  4. sausend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sausen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kalken kalken; sausen; witten bepleisteren; kalken; kladden; pleisteren; stukadoren; van pleister voorzien
streichen kalken; sausen; witten afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; beschilderen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorstrepen; in tweeën houwen; intrekken; klieven; kloven; lakken; nietig verklaren; omzwerven; schilderen; verven; vioolspelen; zwerven
tünchen kalken; sausen; witten kalken; kladden

Verwante woorden van "sausen":


sausen vorm van saus:

saus [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de saus (jus)
    die Soße
    • Soße [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor saus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Soße jus; saus jus; sap; sapje; vruchtensap

Verwante woorden van "saus":


Wiktionary: saus

saus
noun
  1. een vloeibare substantie die meestal over een gerecht wordt gedaan of ernaast wordt gegeten voor extra smaak

Cross Translation:
FromToVia
saus Soße gravy — sauce
saus Soße; Sauce sauce — liquid condiment
saus Brühe; Sauce; Soße; Tunke sauce — cuis|nocat=1 assaisonnement liquide, souvent émulsionner, comprenant du sel, des épices ou des aromates.