Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schoof (Nederlands) in het Duits

schoof:

schoof [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schoof (bundel; bosje)
    Bund; der Busch; Bündel; Büschel; die Garbe; der Bausch
    • Bund [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Busch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bündel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Büschel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Garbe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bausch [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schoof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bausch bosje; bundel; schoof dreumes; drol; kort en dik persoon; onderkruipsel; propje
Bund bosje; bundel; schoof akkoord; associatie; baal; band; binding; boekdeel; bond; bondgenootschap; broederschap; coalitie; coöperatie; deel; federatie; genootschap; herenkostuum; liga; moot; pact; pak; plak; samenwerkingsverband; sociëteit; tranche; unie; verbond; verdrag; vereniging; volume
Busch bosje; bundel; schoof boeket; bos; bos bloemen; bosje; bosland; geboomte; heester; jungle; kreupelbos; kreupelhout; oerwoud; rimboe; struik; woud
Bündel bosje; bundel; schoof baal; bos; bosjes; bundel; bundels; herenkostuum; moot; pak; plak; schoven; tranche
Büschel bosje; bundel; schoof bosje; heester; oogst; opbrengst van gewas; pluk; pol; struik; wijnoogst
Garbe bosje; bundel; schoof
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bündel bundel

Verwante woorden van "schoof":


Wiktionary: schoof


Cross Translation:
FromToVia
schoof Garbe sheaf — bundle of grain or straw
schoof Garbe sheaf — mathematical construct
schoof mod; Garbe gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.

schuiven:

schuiven werkwoord (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    schieben; weiterschieben
  2. schuiven

Conjugations for schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schuiven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bildlauf durchführen schuiven
schieben schuiven; voortschuiven aanduwen; dringen; duwen; een por geven; een prestatie leveren; functioneren; karren; knorren; knorrend geluid maken; kruien; porren; presteren; stoten; zwart verhandelen
weiterschieben schuiven; voortschuiven

Verwante woorden van "schuiven":


Verwante definities voor "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1

Wiktionary: schuiven

schuiven
verb
  1. over de grond verplaatsen

Cross Translation:
FromToVia
schuiven gleiten slide — to cause to move in contact with a surface
schuiven schieben; füllen; stopfen; einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken fourrerintroduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
schuiven gleiten; glitschen; rutschen glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps.