Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sidderen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sidderen (Nederlands) in het Duits

sidderen:

sidderen werkwoord (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)

  1. sidderen (beven)
    beben; zittern; zucken; flimmern; vibrieren
    • beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)
    • zittern werkwoord (zittere, zitterst, zittert, zitterte, zittertet, gezittert)
    • zucken werkwoord (zucke, zuckst, zuckt, zuckte, zucktet, gezuckt)
    • flimmern werkwoord (flimmre, flimmerst, flimmert, flimmerte, flimmertet, geflimmert)
    • vibrieren werkwoord (vibriere, vibrierst, vibriert, vibrierte, vibriertet, vibriert)

Conjugations for sidderen:

o.t.t.
  1. sidder
  2. siddert
  3. siddert
  4. sidderen
  5. sidderen
  6. sidderen
o.v.t.
  1. sidderde
  2. sidderde
  3. sidderde
  4. sidderden
  5. sidderden
  6. sidderden
v.t.t.
  1. heb gesidderd
  2. hebt gesidderd
  3. heeft gesidderd
  4. hebben gesidderd
  5. hebben gesidderd
  6. hebben gesidderd
v.v.t.
  1. had gesidderd
  2. had gesidderd
  3. had gesidderd
  4. hadden gesidderd
  5. hadden gesidderd
  6. hadden gesidderd
o.t.t.t.
  1. zal sidderen
  2. zult sidderen
  3. zal sidderen
  4. zullen sidderen
  5. zullen sidderen
  6. zullen sidderen
o.v.t.t.
  1. zou sidderen
  2. zou sidderen
  3. zou sidderen
  4. zouden sidderen
  5. zouden sidderen
  6. zouden sidderen
en verder
  1. ben gesidderd
  2. bent gesidderd
  3. is gesidderd
  4. zijn gesidderd
  5. zijn gesidderd
  6. zijn gesidderd
diversen
  1. sidder!
  2. siddert!
  3. gesidderd
  4. sidderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sidderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beben beven; sidderen beven; bibberen; heen en weer bewegen; klappertanden; kleumen; koulijden; rillen; schudden; trillen
flimmern beven; sidderen flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; gloren; iets uitstralen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
vibrieren beven; sidderen beven; bibberen; heen en weer bewegen; rillen; schudden; trillen; vibreren
zittern beven; sidderen beven; bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden; rillen; trillen; vibreren; zinderen
zucken beven; sidderen beven; bibberen; rillen; stuiptrekken; trillen; vibreren

Wiktionary: sidderen

sidderen
verb
  1. kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen

Cross Translation:
FromToVia
sidderen erschauern thrill — tremble or quiver