Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sjansen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sjansen (Nederlands) in het Duits

sjansen:

sjansen werkwoord (sjans, sjanst, sjanste, sjansten, gesjanst)

  1. sjansen (flirten; lonken)
    schäkern; flirten
    • schäkern werkwoord (schäkere, schäkerst, schäkert, schäkerte, schäkertet, geschäkert)
    • flirten werkwoord (flirte, flirtest, flirtet, flirtete, flirtetet, geflirtet)

Conjugations for sjansen:

o.t.t.
  1. sjans
  2. sjanst
  3. sjanst
  4. sjansen
  5. sjansen
  6. sjansen
o.v.t.
  1. sjanste
  2. sjanste
  3. sjanste
  4. sjansten
  5. sjansten
  6. sjansten
v.t.t.
  1. heb gesjanst
  2. hebt gesjanst
  3. heeft gesjanst
  4. hebben gesjanst
  5. hebben gesjanst
  6. hebben gesjanst
v.v.t.
  1. had gesjanst
  2. had gesjanst
  3. had gesjanst
  4. hadden gesjanst
  5. hadden gesjanst
  6. hadden gesjanst
o.t.t.t.
  1. zal sjansen
  2. zult sjansen
  3. zal sjansen
  4. zullen sjansen
  5. zullen sjansen
  6. zullen sjansen
o.v.t.t.
  1. zou sjansen
  2. zou sjansen
  3. zou sjansen
  4. zouden sjansen
  5. zouden sjansen
  6. zouden sjansen
en verder
  1. ben gesjanst
  2. bent gesjanst
  3. is gesjanst
  4. zijn gesjanst
  5. zijn gesjanst
  6. zijn gesjanst
diversen
  1. sjans!
  2. sjanst!
  3. gesjanst
  4. sjansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sjansen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flirten flirten; lonken; sjansen aan de scharrel zijn; flirten; lonken; oogje maken; scharrelen
schäkern flirten; lonken; sjansen dollen; gekheid maken; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven