Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slempen (Nederlands) in het Duits

slempen:

slempen werkwoord (slemp, slempt, slempte, slempten, geslempt)

  1. slempen (schransen; vreten; brassen; zwelgen)
    pfropfen; schlemmen; fressen; stopfen; futtern; prassen; hineinstopfen; vollstopfen
    • pfropfen werkwoord (pfropfe, pfropfst, pfropft, pfropfte, pfropftet, gepfropft)
    • schlemmen werkwoord (schlemme, schlemmst, schlemmt, schlemmte, schlemmtet, geschlemmt)
    • fressen werkwoord (fresse, frißt, fraß, fraßt, gefressen)
    • stopfen werkwoord (stopfe, stopfst, stopft, stopfte, stopftet, gestopft)
    • futtern werkwoord (futtre, futterst, futtert, futterte, futtertet, gefuttert)
    • prassen werkwoord (prasse, prassest, prasst, prasste, prasstet, geprasst)
    • hineinstopfen werkwoord (stopfe hinein, stopfst hinein, stopft hinein, stopfte hinein, stopftet hinein, hineingestopft)
    • vollstopfen werkwoord (stopfe voll, stopfst voll, stopft voll, stopfte voll, stopftet voll, vollgestopft)

Conjugations for slempen:

o.t.t.
  1. slemp
  2. slempt
  3. slempt
  4. slempen
  5. slempen
  6. slempen
o.v.t.
  1. slempte
  2. slempte
  3. slempte
  4. slempten
  5. slempten
  6. slempten
v.t.t.
  1. heb geslempt
  2. hebt geslempt
  3. heeft geslempt
  4. hebben geslempt
  5. hebben geslempt
  6. hebben geslempt
v.v.t.
  1. had geslempt
  2. had geslempt
  3. had geslempt
  4. hadden geslempt
  5. hadden geslempt
  6. hadden geslempt
o.t.t.t.
  1. zal slempen
  2. zult slempen
  3. zal slempen
  4. zullen slempen
  5. zullen slempen
  6. zullen slempen
o.v.t.t.
  1. zou slempen
  2. zou slempen
  3. zou slempen
  4. zouden slempen
  5. zouden slempen
  6. zouden slempen
en verder
  1. ben geslempt
  2. bent geslempt
  3. is geslempt
  4. zijn geslempt
  5. zijn geslempt
  6. zijn geslempt
diversen
  1. slemp!
  2. slempt!
  3. geslempt
  4. slempend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slempen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fressen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen binnenkrijgen; dineren; onbeschoft eten; onfatsoenlijk eten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; tafelen; uitgebreid eten; verorberen; verslinden; verzwelgen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zwelgen
futtern brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen binnenkrijgen; oppeuzelen; opslokken; opvreten; verslinden; verzwelgen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; zwelgen
hineinstopfen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen bikken; binnenkrijgen; binnenproppen; bunkeren; consumeren; eten; iemand instoppen; ineen duwen; inproppen; instoppen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opslokken; proppen; schransen; schrokken; tegoed doen; toedekken; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen
pfropfen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen ineen duwen; proppen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten
prassen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen zwelgen
schlemmen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen bikken; eten; lekker eten; naar binnen werken; savoureren; smikkelen; smullen; smullen van
stopfen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen bikken; binnenkrijgen; breeuwen; bunkeren; consumeren; dichten; eten; gaten dichten; gaten stoppen; ineen duwen; mazen; naar binnen werken; nuttigen; onbeschoft eten; opeten; opslokken; proppen; schransen; schrokken; stoppen; tegoed doen; tot constipatie leiden; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen
vollstopfen brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen goed vullen; ineen duwen; proppen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; volzetten