Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stevenen:
  2. steven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stevenen (Nederlands) in het Duits

stevenen:

stevenen werkwoord (steven, stevent, stevende, stevenden, gestevend)

  1. stevenen
    steuern; segeln; schiffen
    • steuern werkwoord (steuere, steuerst, steuert, steuerte, steuertet, gesteuert)
    • segeln werkwoord (segele, segelst, segelt, segelte, segeltet, gesegelt)
    • schiffen werkwoord (schiffe, schiffst, schifft, schiffte, schifftet, geschifft)

Conjugations for stevenen:

o.t.t.
  1. steven
  2. stevent
  3. stevent
  4. stevenen
  5. stevenen
  6. stevenen
o.v.t.
  1. stevende
  2. stevende
  3. stevende
  4. stevenden
  5. stevenden
  6. stevenden
v.t.t.
  1. heb gestevend
  2. hebt gestevend
  3. heeft gestevend
  4. hebben gestevend
  5. hebben gestevend
  6. hebben gestevend
v.v.t.
  1. had gestevend
  2. had gestevend
  3. had gestevend
  4. hadden gestevend
  5. hadden gestevend
  6. hadden gestevend
o.t.t.t.
  1. zal stevenen
  2. zult stevenen
  3. zal stevenen
  4. zullen stevenen
  5. zullen stevenen
  6. zullen stevenen
o.v.t.t.
  1. zou stevenen
  2. zou stevenen
  3. zou stevenen
  4. zouden stevenen
  5. zouden stevenen
  6. zouden stevenen
en verder
  1. ben gestevend
  2. bent gestevend
  3. is gestevend
  4. zijn gestevend
  5. zijn gestevend
  6. zijn gestevend
diversen
  1. steven!
  2. stevent!
  3. gestevend
  4. stevenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stevenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schiffen stevenen plassen; urineren; wateren
segeln stevenen kelderen; varen; zakken; zeilen
steuern stevenen aan het stuur zitten; aanvoeren; afspreken; arrangeren; bedisselen; betreden; bevaren; bevel voeren over; beïnvloeden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; commanderen; gezaghebben; heersen; iets regelen; ingaan; karren; koers zetten naar; koersen naar; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; navigeren; overheersen; regelen; regeren; rijden; sturen; varen; vliegtuig besturen; zenden

Verwante woorden van "stevenen":


stevenen vorm van steven:

steven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de steven (voorsteven; boeg)
    der Bug; der Vordersteven; der Steven
    • Bug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Vordersteven [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Steven [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor steven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bug boeg; steven; voorsteven
Steven boeg; steven; voorsteven
Vordersteven boeg; steven; voorsteven

Verwante woorden van "steven":