Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stouwen (Nederlands) in het Duits

stouwen:

stouwen werkwoord (stouw, stouwt, stouwde, stouwden, gestouwd)

  1. stouwen
    stauen
    • stauen werkwoord (staue, staust, staut, staute, stautet, gestaut)

Conjugations for stouwen:

o.t.t.
  1. stouw
  2. stouwt
  3. stouwt
  4. stouwen
  5. stouwen
  6. stouwen
o.v.t.
  1. stouwde
  2. stouwde
  3. stouwde
  4. stouwden
  5. stouwden
  6. stouwden
v.t.t.
  1. heb gestouwd
  2. hebt gestouwd
  3. heeft gestouwd
  4. hebben gestouwd
  5. hebben gestouwd
  6. hebben gestouwd
v.v.t.
  1. had gestouwd
  2. had gestouwd
  3. had gestouwd
  4. hadden gestouwd
  5. hadden gestouwd
  6. hadden gestouwd
o.t.t.t.
  1. zal stouwen
  2. zult stouwen
  3. zal stouwen
  4. zullen stouwen
  5. zullen stouwen
  6. zullen stouwen
o.v.t.t.
  1. zou stouwen
  2. zou stouwen
  3. zou stouwen
  4. zouden stouwen
  5. zouden stouwen
  6. zouden stouwen
en verder
  1. ben gestouwd
  2. bent gestouwd
  3. is gestouwd
  4. zijn gestouwd
  5. zijn gestouwd
  6. zijn gestouwd
diversen
  1. stouw!
  2. stouwt!
  3. gestouwd
  4. stouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stauen stouwen opstuwen; stuwen; voortstuwen; zich verdringen

Wiktionary: stouwen


Cross Translation:
FromToVia
stouwen zurren; festzurren arrimer — marine|fr distribuer, arranger convenablement et placer avec solidité à l’intérieur d’un bâtiment les divers objets qui composer sa charge, sa cargaison.