Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stut (Nederlands) in het Duits

stut:

stut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stut
    die Stütze
    • Stütze [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stütze stut bijstand; boekensteun; boekenstut; hulp; maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; schoor; schraag; sociale bijstand; steun; steun en toeverlaat; steunpilaar; support; toeverlaat; uitlaatklep

Verwante woorden van "stut":


Wiktionary: stut


Cross Translation:
FromToVia
stut Stützpfeiler; Strebepfeiler buttress — brick or stone structure built against another structure to support it
stut Stütze buttress — anything that serves to support something
stut Stütze; Lehne; Strebe; Abstützen; Unterstützung; Hilfe appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.
stut Stütze; Abstützung étançon — arts|fr grosse pièce de bois qu’on mettre sous un mur, sous une charpente, sous un navire en construction, sous des terres miner, pour les soutenir.

stut vorm van stutten:

stutten werkwoord (stut, stutte, stutten, gestut)

  1. stutten (met palen stutten; schragen)
    stützen; abstützen
    • stützen werkwoord (stütze, stützt, stützte, stütztet, gestützt)
    • abstützen werkwoord (stütze ab, stützst ab, stützt ab, stützte ab, stütztet ab, abgestützt)
  2. stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)
    unterstützen; stützen; abstützen; entlasten
    • unterstützen werkwoord (unterstütze, unterstützt, unterstützte, unterstütztet, unterstützt)
    • stützen werkwoord (stütze, stützt, stützte, stütztet, gestützt)
    • abstützen werkwoord (stütze ab, stützst ab, stützt ab, stützte ab, stütztet ab, abgestützt)
    • entlasten werkwoord (entlaste, entlastest, entlastet, entlastete, entlastetet, entlastet)

Conjugations for stutten:

o.t.t.
  1. stut
  2. stut
  3. stut
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
o.v.t.
  1. stutte
  2. stutte
  3. stutte
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
v.t.t.
  1. heb gestut
  2. hebt gestut
  3. heeft gestut
  4. hebben gestut
  5. hebben gestut
  6. hebben gestut
v.v.t.
  1. had gestut
  2. had gestut
  3. had gestut
  4. hadden gestut
  5. hadden gestut
  6. hadden gestut
o.t.t.t.
  1. zal stutten
  2. zult stutten
  3. zal stutten
  4. zullen stutten
  5. zullen stutten
  6. zullen stutten
o.v.t.t.
  1. zou stutten
  2. zou stutten
  3. zou stutten
  4. zouden stutten
  5. zouden stutten
  6. zouden stutten
en verder
  1. ben gestut
  2. bent gestut
  3. is gestut
  4. zijn gestut
  5. zijn gestut
  6. zijn gestut
diversen
  1. stut!
  2. stutt!
  3. gestut
  4. stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stutten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stutten (schoorbalken; steunen)
    die Stützen; Abstützen

Vertaal Matrix voor stutten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abstützen schoorbalken; steunen; stutten
Stützen schoorbalken; steunen; stutten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abstützen dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
entlasten dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; van gewicht ontdoen; verlichten; weldoen
stützen dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten assisteren; begronden; bijspringen; bijstaan; goeddoen; helpen; leunen; liefdadigheids werk doen; ondersteunen; rugsteunen; seconderen; steunen; weldoen; zich baseren
unterstützen dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanmoedigen; bedelen; begiftigen; bemoedigen; beschenken; motiveren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; steunen; troosten; vertroosten

Verwante woorden van "stutten":


Wiktionary: stutten

stutten
verb
  1. iets door het plaatsen van een steun voor omvallen behoeden

Cross Translation:
FromToVia
stutten stützen; verstärken buttress — support something physically with, or as if with, a buttress
stutten anlegen; lehnen; anlehnen; stemmen; stützen; unterstützen; aufstützen accoterappuyer d’un côté pour soutenir.