Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor surplus (Nederlands) in het Duits

surplus:

surplus [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het surplus (teveel; overmaat; overdaad)
    Zuviel; Übermaß; der Überschuß; der Auswuchs; der Überfluß
  2. het surplus (teveel; overschot; agio; rest; exces)
    der Rest; die Reste; der Überschuß; Zuviel; der Restbestand; der Überrest; Surplus
    • Rest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Überschuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuviel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Restbestand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überrest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Surplus [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor surplus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auswuchs overdaad; overmaat; surplus; teveel buitenissigheid; buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed; uitspatting; uitwas
Rest agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel afzetsel; bezinksel; bon; coupon; depot; droesem; grondsop; hachee; het overgeblevene; laatste rest; lap; overblijfsel; overschot; prak; residu; rest; restant; sediment; staartje; stuk stof; zetsel
Restbestand agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel afzetsel; bezinksel; bon; coupon; depot; droesem; grondsop; het overgeblevene; laatste rest; lap; overblijfsel; overschot; residu; rest; restant; sediment; stuk stof; zetsel
Reste agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
Surplus agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel bon; coupon
Zuviel agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
Überfluß overdaad; overmaat; surplus; teveel buitensporigheid; exces; luxe; overdaad; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
Übermaß overdaad; overmaat; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overvloed; rijkelijke maat
Überrest agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel bon; coupon; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
Überschuß agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overvloed; rijkelijke maat; saldo

Verwante woorden van "surplus":

  • surplussen