Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. te keer gaan:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor te keer gaan (Nederlands) in het Duits

te keer gaan:

te keer gaan werkwoord (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)

  1. te keer gaan (tieren; fulmineren; razen; tekeergaan)
    rasen; wüten; toben; schelten; brüllen; schimpfen; tosen; ausfahren
    • rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • wüten werkwoord (wüte, wütest, wütet, wütete, wütetet, gewütet)
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • schelten werkwoord (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • schimpfen werkwoord (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
    • tosen werkwoord (tose, tost, toste, tostet, getost)
    • ausfahren werkwoord (fahre aus, fährst aus, fährt aus, fuhr aus, fuhret aus, ausgefahren)

Conjugations for te keer gaan:

o.t.t.
  1. ga te keer
  2. gaat te keer
  3. gaat te keer
  4. gaan te keer
  5. gaan te keer
  6. gaan te keer
o.v.t.
  1. ging te keer
  2. ging te keer
  3. ging te keer
  4. gingen te keer
  5. gingen te keer
  6. gingen te keer
v.t.t.
  1. ben te keer gegaan
  2. bent te keer gegaan
  3. is te keer gegaan
  4. zijn te keer gegaan
  5. zijn te keer gegaan
  6. zijn te keer gegaan
v.v.t.
  1. was te keer gegaan
  2. was te keer gegaan
  3. was te keer gegaan
  4. waren te keer gegaan
  5. waren te keer gegaan
  6. waren te keer gegaan
o.t.t.t.
  1. zal te keer gaan
  2. zult te keer gaan
  3. zal te keer gaan
  4. zullen te keer gaan
  5. zullen te keer gaan
  6. zullen te keer gaan
o.v.t.t.
  1. zou te keer gaan
  2. zou te keer gaan
  3. zou te keer gaan
  4. zouden te keer gaan
  5. zouden te keer gaan
  6. zouden te keer gaan
diversen
  1. ga te keer!
  2. gat te keer!
  3. te keer gegaan
  4. te keer gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor te keer gaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausfahren fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren afreizen; afvaren; opstappen; smeren; uitrijden; uitvaren; van wal gaan; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
brüllen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; bulken; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn
rasen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; fulmineren; gang maken; hard draven; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; jachten; jakkeren; kwaad zijn; razen; rennen; reppen; schuimbekken; spoeden; spurten; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn
schelten fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren aanrekenen; aanwrijven; beledigen; berispen; beschuldigen; blameren; donderen; foeteren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kiften; kijven; krakelen; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; ruzie maken; ruziën; schelden; schelden op; tekeergaan; terechtwijzen; twisten; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
schimpfen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren beledigen; brommen; donderen; foeteren; kankeren; kiften; kijven; klagen; knorren; knorrend geluid maken; krakelen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; ruzie maken; ruziën; schelden; tekeergaan; twisten; uit de slof schieten; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; uitvloeken; zeuren
toben fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; dollen; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; jubelen; juichen; kwaad zijn; lawaai maken; ravotten; razen; schuimbekken; stoeien; tekeergaan; tieren; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken; wild rennen; wild spelen; woedend zijn; woest spelen; zich uitleven
tosen fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; donderen; het uitgillen; kwaad zijn; onweren; schuimbekken; uitroepen; uitschreeuwen; woedend zijn
wüten fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; het uitgillen; kwaad zijn; razen; schuimbekken; tekeergaan; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn

Verwante vertalingen van te keer gaan