Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. temen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor temen (Nederlands) in het Duits

temen:

temen werkwoord (teem, teemt, teemde, teemden, geteemd)

  1. temen
    säuseln; schleppend sprechen

Conjugations for temen:

o.t.t.
  1. teem
  2. teemt
  3. teemt
  4. temen
  5. temen
  6. temen
o.v.t.
  1. teemde
  2. teemde
  3. teemde
  4. teemden
  5. teemden
  6. teemden
v.t.t.
  1. heb geteemd
  2. hebt geteemd
  3. heeft geteemd
  4. hebben geteemd
  5. hebben geteemd
  6. hebben geteemd
v.v.t.
  1. had geteemd
  2. had geteemd
  3. had geteemd
  4. hadden geteemd
  5. hadden geteemd
  6. hadden geteemd
o.t.t.t.
  1. zal temen
  2. zult temen
  3. zal temen
  4. zullen temen
  5. zullen temen
  6. zullen temen
o.v.t.t.
  1. zou temen
  2. zou temen
  3. zou temen
  4. zouden temen
  5. zouden temen
  6. zouden temen
en verder
  1. ben geteemd
  2. bent geteemd
  3. is geteemd
  4. zijn geteemd
  5. zijn geteemd
  6. zijn geteemd
diversen
  1. teem!
  2. teemt!
  3. geteemd
  4. temend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor temen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schleppend sprechen temen
säuseln temen draaien; fluisteren; kolken; ronddraaien; ruisen; smiespelen; smoezen; suizelen; suizen; zacht ruisen