Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. toebehoren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toebehoren (Nederlands) in het Duits

toebehoren:

toebehoren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het toebehoren
    Zubehör
    • Zubehör [das ~] zelfstandig naamwoord

toebehoren werkwoord (behoor toe, behoort toe, behoorde toe, behoorden toe, toebehoord)

  1. toebehoren (behoren)
    gehören; zugehören; hingehören
    • gehören werkwoord (gehöre, gehörst, gehört, gehörte, gehörtet, gehört)
    • zugehören werkwoord
    • hingehören werkwoord (gehöre hin, gehörst hin, gehört hin, gehörte hin, gehörtet hin, hingehört)

Conjugations for toebehoren:

o.t.t.
  1. behoor toe
  2. behoort toe
  3. behoort toe
  4. behoren toe
  5. behoren toe
  6. behoren toe
o.v.t.
  1. behoorde toe
  2. behoorde toe
  3. behoorde toe
  4. behoorden toe
  5. behoorden toe
  6. behoorden toe
v.t.t.
  1. heb toebehoord
  2. hebt toebehoord
  3. heeft toebehoord
  4. hebben toebehoord
  5. hebben toebehoord
  6. hebben toebehoord
v.v.t.
  1. had toebehoord
  2. had toebehoord
  3. had toebehoord
  4. hadden toebehoord
  5. hadden toebehoord
  6. hadden toebehoord
o.t.t.t.
  1. zal toebehoren
  2. zult toebehoren
  3. zal toebehoren
  4. zullen toebehoren
  5. zullen toebehoren
  6. zullen toebehoren
o.v.t.t.
  1. zou toebehoren
  2. zou toebehoren
  3. zou toebehoren
  4. zouden toebehoren
  5. zouden toebehoren
  6. zouden toebehoren
en verder
  1. ben toebehoord
  2. bent toebehoord
  3. is toebehoord
  4. zijn toebehoord
  5. zijn toebehoord
  6. zijn toebehoord
diversen
  1. behoor toe!
  2. behoort toe!
  3. toebehoord
  4. toebehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toebehoren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zubehör toebehoren accessoire; accessoires; hulpstuk; randapparaat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehören behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; dienen; gebruikelijk zijn; horen; moeten; toebehoren aan; verplicht zijn; zijn van
hingehören behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van
zugehören behoren; toebehoren

Wiktionary: toebehoren

toebehoren
verb
  1. het eigendom zijn van

Cross Translation:
FromToVia
toebehoren Zubehör accessory — that which belongs to something else deemed the principal, attachment
toebehoren Accessoire accessory — clothing accessory
toebehoren gehören belong — be the property of
toebehoren gehören; angehören; zugehören appartenirêtre la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.

Verwante vertalingen van toebehoren