Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uiteenlopen (Nederlands) in het Duits

uiteenlopen:

uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)

  1. uiteenlopen (variëren; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
    variieren; ändern; abwechseln; wechseln
    • variieren werkwoord (variiere, variierst, variiert, variierte, variiertet, variiert)
    • ändern werkwoord (ändere, änderst, ändert, änderte, ändertet, geändert)
    • abwechseln werkwoord (wechsele ab, wechselst ab, wechselt ab, wechselte ab, wechseltet ab, abgewechselt)
    • wechseln werkwoord (wechsele, wechselst, wechselt, wechselte, wechseltet, gewechselt)

Conjugations for uiteenlopen:

o.t.t.
  1. loop uiteen
  2. loopt uiteen
  3. loopt uiteen
  4. lopen uiteen
  5. lopen uiteen
  6. lopen uiteen
o.v.t.
  1. liep uiteen
  2. liep uiteen
  3. liep uiteen
  4. liepen uiteen
  5. liepen uiteen
  6. liepen uiteen
v.t.t.
  1. ben uiteengelopen
  2. bent uiteengelopen
  3. is uiteengelopen
  4. zijn uiteengelopen
  5. zijn uiteengelopen
  6. zijn uiteengelopen
v.v.t.
  1. was uiteengelopen
  2. was uiteengelopen
  3. was uiteengelopen
  4. waren uiteengelopen
  5. waren uiteengelopen
  6. waren uiteengelopen
o.t.t.t.
  1. zal uiteenlopen
  2. zult uiteenlopen
  3. zal uiteenlopen
  4. zullen uiteenlopen
  5. zullen uiteenlopen
  6. zullen uiteenlopen
o.v.t.t.
  1. zou uiteenlopen
  2. zou uiteenlopen
  3. zou uiteenlopen
  4. zouden uiteenlopen
  5. zouden uiteenlopen
  6. zouden uiteenlopen
diversen
  1. loop uiteen!
  2. loopt uiteen!
  3. uiteengelopen
  4. uiteenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uiteenlopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abwechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen
variieren afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; omgaan met; veranderen; verkeren; verwisselen; wijzigen
wechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; converteren; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen
ändern afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen

Wiktionary: uiteenlopen

uiteenlopen
verb
  1. zich in verschillende richting bewegen

Cross Translation:
FromToVia
uiteenlopen aufschieben; fristen; stunden; vertagen; verzögern; verschieden sein; variieren; schwanken; abwechseln; wechseln; abweichen; differieren; sich unterscheiden différer — Traductions à trier suivant le sens