Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vergeven (Nederlands) in het Duits

vergeven:

vergeven werkwoord (vergeef, vergeeft, vergaf, vergaven, vergeven)

  1. vergeven (vergiffenis schenken)
    vergeben; verzeihen; Verzeihung gewären
    • vergeben werkwoord (vergebe, vergibst, vergibt, vergab, vergabt, vergeben)
    • verzeihen werkwoord (verzeihe, verzeihst, verzeiht, verzieh, verzieht, verziehen)
  2. vergeven (weggeven; wegschenken)
    vergeben; ausgeben; schenken; weggeben; geben; auspacken; hergeben; ausplaudern
    • vergeben werkwoord (vergebe, vergibst, vergibt, vergab, vergabt, vergeben)
    • ausgeben werkwoord (gebe aus, gibst aus, gibt aus, gab aus, gabt aus, ausgegeben)
    • schenken werkwoord (schenke, schenkst, schenkt, schenkte, schenktet, geschenkt)
    • weggeben werkwoord (gebe weg, gibst weg, gibt weg, gab weg, gabt weg, weggegeben)
    • geben werkwoord (gebe, gibst, gibt, gab, gabt, gegeben)
    • auspacken werkwoord (packe aus, packst aus, packt aus, packte aus, packtet aus, ausgepackt)
    • hergeben werkwoord (hergebe, hergibst, hergibt, hergab, hergabt, hergegeben)
    • ausplaudern werkwoord (plaudere aus, plauderst aus, plaudert aus, plauderte aus, plaudertet aus, ausgeplaudert)

Conjugations for vergeven:

o.t.t.
  1. vergeef
  2. vergeeft
  3. vergeeft
  4. vergeven
  5. vergeven
  6. vergeven
o.v.t.
  1. vergaf
  2. vergaf
  3. vergaf
  4. vergaven
  5. vergaven
  6. vergaven
v.t.t.
  1. heb vergeven
  2. hebt vergeven
  3. heeft vergeven
  4. hebben vergeven
  5. hebben vergeven
  6. hebben vergeven
v.v.t.
  1. had vergeven
  2. had vergeven
  3. had vergeven
  4. hadden vergeven
  5. hadden vergeven
  6. hadden vergeven
o.t.t.t.
  1. zal vergeven
  2. zult vergeven
  3. zal vergeven
  4. zullen vergeven
  5. zullen vergeven
  6. zullen vergeven
o.v.t.t.
  1. zou vergeven
  2. zou vergeven
  3. zou vergeven
  4. zouden vergeven
  5. zouden vergeven
  6. zouden vergeven
diversen
  1. vergeef!
  2. vergeeft!
  3. vergeven
  4. vergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vergeven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verzeihung gewären vergeven; vergiffenis schenken
ausgeben vergeven; weggeven; wegschenken besteden; distribueren; doorbrengen; doorleven; doorstaan; iets uitgeven; ronddelen; slijten; spenderen; uitbrengen; uitgeven; uitkeren; uitreiken; verdelen; verdragen; verduren; verstrekken; verteren
auspacken vergeven; weggeven; wegschenken
ausplaudern vergeven; weggeven; wegschenken doormeppen; doorslaan; verklappen; verraden
geben vergeven; weggeven; wegschenken binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; ingeven; ronddelen; schenken; uitreiken; verdelen; verschaffen; verstrekken; voorbinden; voordoen
hergeben vergeven; weggeven; wegschenken aangeven; aanreiken; geven; reiken; schenken; verlenen; verstrekken
schenken vergeven; weggeven; wegschenken cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; schenken
vergeben vergeven; vergiffenis schenken; weggeven; wegschenken aanbesteden; neerleggen; onderuit halen; uitbesteden
verzeihen vergeven; vergiffenis schenken excuseren; verschonen
weggeben vergeven; weggeven; wegschenken cadeau doen; cadeau geven; schenken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausgeben weggegeven

Wiktionary: vergeven

vergeven
verb
  1. vergiffenis schenken
  2. vergiftigen
vergeven
verb
  1. jemandem eine Schuld verzeihen
  2. jemandem etwas nachsehen

Cross Translation:
FromToVia
vergeven entbinden absolve — set free
vergeven freisprechen absolve — pronounce free or give absolution
vergeven freisprechen; absolvieren; lossprechen absolve — theology: pronounce free or give absolution from sin
vergeven entschuldigen; verzeihen excuse — forgive, pardon
vergeven Verzeihung; Vergebung forgiveness — the action of forgiving
vergeven entschuldigen; verzeihen excuserdisculper dans une certaine mesure, présenter une personne ou une action comme moins coupable qu’elle ne sembler.
vergeven liefern; entäußern; fortlassen; überlassen; unterlassen; weggeben; fortgeben; hingeben; preisgeben; ergeben; angeben; anzeigen; denunzieren; hinterbringen; anschwärzen; eine Anzeige wegen … machen livrer — Traductions à trier suivant le sens
vergeven entschuldigen; verzeihen pardonneraccorder le pardon d’une faute commettre, ne garder aucun ressentiment d’une injure recevoir. — usage En ce sens il a toujours le nom de la chose pour complément direct et le nom de la personne pour complément indirect avec la préposition.