Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vermanen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vermanen (Nederlands) in het Duits

vermanen:

vermanen werkwoord (vermaan, vermaant, vermaande, vermaanden, vermaand)

  1. vermanen (berispen; terechtwijzen)
    verweisen; ermahnen; rügen; bestrafen; schelten; tadeln; zurechtweisen
    • verweisen werkwoord (verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
    • ermahnen werkwoord (ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
    • rügen werkwoord (rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)
    • bestrafen werkwoord (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • schelten werkwoord (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • tadeln werkwoord (tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
    • zurechtweisen werkwoord (weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
  2. vermanen (waarschuwen; berispen; manen; terechtwijzen)
    bestrafen; warnen; tadeln; zurechtweisen; schelten; ermahnen; verweisen; rügen
    • bestrafen werkwoord (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • warnen werkwoord (warne, warnst, warnt, warnte, warntet, gewarnt)
    • tadeln werkwoord (tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
    • zurechtweisen werkwoord (weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
    • schelten werkwoord (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • ermahnen werkwoord (ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
    • verweisen werkwoord (verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
    • rügen werkwoord (rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)

Conjugations for vermanen:

o.t.t.
  1. vermaan
  2. vermaant
  3. vermaant
  4. vermanen
  5. vermanen
  6. vermanen
o.v.t.
  1. vermaande
  2. vermaande
  3. vermaande
  4. vermaanden
  5. vermaanden
  6. vermaanden
v.t.t.
  1. heb vermaand
  2. hebt vermaand
  3. heeft vermaand
  4. hebben vermaand
  5. hebben vermaand
  6. hebben vermaand
v.v.t.
  1. had vermaand
  2. had vermaand
  3. had vermaand
  4. hadden vermaand
  5. hadden vermaand
  6. hadden vermaand
o.t.t.t.
  1. zal vermanen
  2. zult vermanen
  3. zal vermanen
  4. zullen vermanen
  5. zullen vermanen
  6. zullen vermanen
o.v.t.t.
  1. zou vermanen
  2. zou vermanen
  3. zou vermanen
  4. zouden vermanen
  5. zouden vermanen
  6. zouden vermanen
diversen
  1. vermaan!
  2. vermaant!
  3. vermaand
  4. vermanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vermanen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestrafen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afstraffen; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; geselen; gispen; iemand iets verwijten; kastijden; kwalijk nemen; laken; nadragen; sancties treffen; straffen; tuchtigen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
ermahnen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doen denken aan; gispen; herinneren; iemand aansporen; laken; manen; nadragen; niet vergeten; onthouden; sommeren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rügen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; veroordelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
schelten berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; beledigen; berispen; beschuldigen; blameren; donderen; foeteren; fulmineren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kiften; kijven; krakelen; kwalijk nemen; laken; nadragen; razen; ruzie maken; ruziën; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; tieren; twisten; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
tadeln berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; berispen; beschuldigen; blameren; fel bekritiseren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; neerhalen; omlaaghalen; veroordelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
verweisen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; refereren; verwijten; verwijzen; voor de voeten gooien; voorhouden
warnen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
zurechtweisen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Wiktionary: vermanen


Cross Translation:
FromToVia
vermanen warnen; ermahnen admonish — warn or notify of a fault; exhort