Nederlands

Uitgebreide vertaling voor versluierd (Nederlands) in het Duits

versluierd:


versluieren:

versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)

  1. versluieren (verbergen; achterhouden; verhullen; )
    verbergen; verstecken; kamouflieren
    • verbergen werkwoord (verberge, verborgen)
    • verstecken werkwoord (verstecke, versteckst, versteckt, versteckte, verstecktet, versteckt)
    • kamouflieren werkwoord (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
  2. versluieren (verhullen; maskeren; omhullen; )
    kamouflieren; hüllen; verhüllen; verschleiern; einhüllen
    • kamouflieren werkwoord (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
    • hüllen werkwoord (hülle, hüllst, hüllt, hüllte, hülltet, gehüllt)
    • verhüllen werkwoord
    • verschleiern werkwoord (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)
    • einhüllen werkwoord (hülle ein, hüllst ein, hüllt ein, hüllte ein, hülltet ein, eingehüllt)

Conjugations for versluieren:

o.t.t.
  1. versluier
  2. versluiert
  3. versluiert
  4. versluieren
  5. versluieren
  6. versluieren
o.v.t.
  1. versluierde
  2. versluierde
  3. versluierde
  4. versluierden
  5. versluierden
  6. versluierden
v.t.t.
  1. heb versluierd
  2. hebt versluierd
  3. heeft versluierd
  4. hebben versluierd
  5. hebben versluierd
  6. hebben versluierd
v.v.t.
  1. had versluierd
  2. had versluierd
  3. had versluierd
  4. hadden versluierd
  5. hadden versluierd
  6. hadden versluierd
o.t.t.t.
  1. zal versluieren
  2. zult versluieren
  3. zal versluieren
  4. zullen versluieren
  5. zullen versluieren
  6. zullen versluieren
o.v.t.t.
  1. zou versluieren
  2. zou versluieren
  3. zou versluieren
  4. zouden versluieren
  5. zouden versluieren
  6. zouden versluieren
diversen
  1. versluier!
  2. versluiert!
  3. versluierd
  4. versluierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor versluieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren
hüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren andere kleren aantrekken; omkleden; verkleden
kamouflieren achterhouden; bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen achterhouden; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen
verbergen achterhouden; bemantelen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen achterhouden; ontveinzen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verschuilen; verstoppen; verzwijgen; wegstoppen
verhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren zwachtelen
verschleiern bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bagatelliseren; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verbloemen; verduisteren; vergoelijken; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen
verstecken achterhouden; bemantelen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen achterhouden; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verschuilen; verstoppen; verzwijgen; wegsteken; wegstoppen