Nederlands

Uitgebreide vertaling voor versperren (Nederlands) in het Duits

versperren:

versperren werkwoord (versper, verspert, versperde, versperden, versperd)

  1. versperren (barricaderen)
    versperren; blockieren; verstellen; verbarrikadieren; verrammeln
    • versperren werkwoord (versperre, versperrst, versperrt, versperrte, versperrtet, versperrt)
    • blockieren werkwoord (blockiere, blockierst, blockiert, blockierte, blockiertet, blockiert)
    • verstellen werkwoord (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • verbarrikadieren werkwoord
    • verrammeln werkwoord (verrammele, verrammelst, verrammelt, verrammelte, verrammeltet, verrammelt)

Conjugations for versperren:

o.t.t.
  1. versper
  2. verspert
  3. verspert
  4. versperren
  5. versperren
  6. versperren
o.v.t.
  1. versperde
  2. versperde
  3. versperde
  4. versperden
  5. versperden
  6. versperden
v.t.t.
  1. heb versperd
  2. hebt versperd
  3. heeft versperd
  4. hebben versperd
  5. hebben versperd
  6. hebben versperd
v.v.t.
  1. had versperd
  2. had versperd
  3. had versperd
  4. hadden versperd
  5. hadden versperd
  6. hadden versperd
o.t.t.t.
  1. zal versperren
  2. zult versperren
  3. zal versperren
  4. zullen versperren
  5. zullen versperren
  6. zullen versperren
o.v.t.t.
  1. zou versperren
  2. zou versperren
  3. zou versperren
  4. zouden versperren
  5. zouden versperren
  6. zouden versperren
diversen
  1. versper!
  2. verspert!
  3. versperd
  4. versperrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor versperren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blockieren barricaderen; versperren belemmeren; beletten; bijsluiten; bijvoegen; blokkeren; insluiten; toevoegen; verhinderen; voorkomen; voorkómen
verbarrikadieren barricaderen; versperren
verrammeln barricaderen; versperren afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen
versperren barricaderen; versperren afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; vergrendelen
verstellen barricaderen; versperren disloqueren; iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; roeren; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten

Verwante definities voor "versperren":

  1. met een of meer dingen afsluiten1
    • hij heeft de weg versperd met vuilnisbakken1

Wiktionary: versperren

versperren
verb
  1. transitiv: durch andere Objekte unzugänglich machen bzw. verstecken

Cross Translation:
FromToVia
versperren versperren; blockieren bar — to obstruct the passage of
versperren versperren bar — to lock or bolt with a bar
versperren blockieren block — to prevent passing
versperren hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern barrerfermer avec une barre par-derrière.
versperren verbarrikadieren; Sperren errichten barricaderfermer, obstruer par une barricade.