Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voltooid (Nederlands) in het Duits

voltooid:

voltooid bijvoeglijk naamwoord

  1. voltooid (af; over; klaar; )
    aus; fertig; beendet; klar; erledigt; geschafft; vollendet; einsatzbereit; parat; bereit
  2. voltooid (klaar; beëindigd; over; )
    vollendet; beendet; fertig; aus

Vertaal Matrix voor voltooid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aus af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij eruit
beendet af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; verlopen; verstreken; vervallen; volbracht; voorbij
bereit af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereid; bereidvaardig; doorgekookt; gaar; gedaan; genegen; gereed; gewillig; klaar; paraat
einsatzbereit af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; gereed; gewillig; klaar; operationeel; paraat
erledigt af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgehandeld
fertig af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgemat; beëindigd; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; gaar; gedaan; gekookt; gereed; hondsmoe; klaar; op; paraat; uitgeteld; volbracht
geschafft af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
klar af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aanschouwelijk; begrijpelijk; bereidvaardig; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; eenduidig; flagrant; gekookt; gereed; gewillig; helder; herkenbaar; klaar; klare; lichtgevend; lumineus; onbewolkt; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; overduidelijk; paraat; recht door zee; regelrecht; verhelderend; verstaanbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
parat af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; gereed; gewillig; klaar; paraat
vollendet af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht; voleindigd

Verwante woorden van "voltooid":

  • voltooidheid

voltooien:

voltooien werkwoord (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)

  1. voltooien (completeren; afronden; afmaken; )
    erledigen; abmachen; fertig bringen
    • erledigen werkwoord (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • abmachen werkwoord (mache ab, machst ab, macht ab, machte ab, machtet ab, abgemacht)
    • fertig bringen werkwoord
  2. voltooien (vervolledigen; completeren; afmaken; )
    komplettieren; vervollständigen; vollenden; fertigmachen; ergänzen; fertigstellen; beenden; fertigbringen; perfektionieren; ausbauen; berichtigen; ausbessern; aufbessern; vervollkommnen
    • komplettieren werkwoord (komplettiere, komplettierst, komplettiert, komplettierte, komplettiertet, komplettiert)
    • vervollständigen werkwoord (vervollständige, vervollständigst, vervollständigt, vervollständigte, vervollständigtet, vervollständigt)
    • vollenden werkwoord (vollende, vollendest, vollendet, vollendete, vollendetet, vollendet)
    • fertigmachen werkwoord (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
    • ergänzen werkwoord (ergänze, ergänzt, ergänzte, ergänztet, ergänzt)
    • fertigstellen werkwoord (stelle fertig, stellst fertig, stellt fertig, stellte fertig, fertiggestellt)
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
    • fertigbringen werkwoord (bringe fertig, bringst fertig, bringt fertig, brachte fertig, brachtet fertig, fertiggebracht)
    • perfektionieren werkwoord (perfektioniere, perfektionierst, perfektioniert, perfektionierte, perfektioniertet, perfektioniert)
    • ausbauen werkwoord (baue aus, baust aus, baut aus, baute aus, bautet aus, ausgebaut)
    • berichtigen werkwoord (berichtige, berichtigest, berichtiget, berichtigete, berichtigetet, berichtigt)
    • ausbessern werkwoord (bessere aus, besserst aus, bessert aus, besserte aus, bessertet aus, ausgebessert)
    • aufbessern werkwoord (bessere auf, besserst auf, bessert auf, besserte auf, bessertet auf, aufgebessert)
    • vervollkommnen werkwoord (vervollkomme, vervollkommst, vervollkommt, vervollkam, vervollkamt, vervollkommen)
  3. voltooien (eindigen)
    beenden
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)

Conjugations for voltooien:

o.t.t.
  1. voltooi
  2. voltooit
  3. voltooit
  4. voltooien
  5. voltooien
  6. voltooien
o.v.t.
  1. voltooide
  2. voltooide
  3. voltooide
  4. voltooiden
  5. voltooiden
  6. voltooiden
v.t.t.
  1. heb voltooid
  2. hebt voltooid
  3. heeft voltooid
  4. hebben voltooid
  5. hebben voltooid
  6. hebben voltooid
v.v.t.
  1. had voltooid
  2. had voltooid
  3. had voltooid
  4. hadden voltooid
  5. hadden voltooid
  6. hadden voltooid
o.t.t.t.
  1. zal voltooien
  2. zult voltooien
  3. zal voltooien
  4. zullen voltooien
  5. zullen voltooien
  6. zullen voltooien
o.v.t.t.
  1. zou voltooien
  2. zou voltooien
  3. zou voltooien
  4. zouden voltooien
  5. zouden voltooien
  6. zouden voltooien
diversen
  1. voltooi!
  2. voltooit!
  3. voltooid
  4. voltooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voltooien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abmachen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien accorderen; afspreken; beslissen; besluiten; eens worden; iets overeenkomen; overeenkomen; overeenstemmen
aufbessern afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; leven beteren; renoveren; repareren; verbeteren
ausbauen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aanbouwen; afwisselen; beteren; bijbouwen; bijwerken; corrigeren; expanderen; goedmaken; herstellen; herzien; openen; renoveren; repareren; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; veranderen; verbeteren; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; verwisselen; wijzigen
ausbessern afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; innoveren; klusje opknappen; klussen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen
beenden afmaken; completeren; eindigen; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aankomen; afbreken; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; forceren; halthouden; klaarspelen; naar einde toewerken; ontbinden; opheffen; ophouden; stoppen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; voor elkaar krijgen
berichtigen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien beteren; bewerken; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herschrijven; herstellen; hervormen; herzien; rechtzetten; rectificeren; reformeren; renoveren; repareren; verbeteren
ergänzen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; talrijker maken; uitbreiden; verbeteren; vergroten; vermeerderen
erledigen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afbreken; afmaken; doden; doen; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; executeren; fiksen; handelen; klaarspelen; koudmaken; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; ruineren; slopen; uit de weg ruimen; uitgommen; uitrichten; uitvegen; uitvlakken; uitvoeren; uitwissen; van kant maken; vermoorden; vernielen; vernietigen; verrichten; verwoesten; vlakken; voor elkaar krijgen; wegvegen; wissen
fertig bringen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
fertigbringen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; fabriceren; fiksen; fixen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; maken; ophouden; produceren; rooien; slagen voor; stoppen; vervaardigen; voor elkaar krijgen; voortbrengen
fertigmachen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afbreken; afmaken; afmatten; afsluiten; afwerken; bederven; beëindigen; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; in de war sturen; klaarspelen; liquideren; moe maken; nekken; ombrengen; ophouden; opmaken; opsmukken; ruineren; ruïneren; schotels garneren; slopen; stoppen; uitputten; van kant maken; vermoeien; vermoorden; vernielen; vernietigen; versieren; verwoesten; verzieken; voor elkaar krijgen
fertigstellen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afsluiten; afwerken; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; klaarspelen; ophouden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; stoppen; versieren; voor elkaar krijgen
komplettieren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aanvullen; afronden; compleet maken; completeren; laatste gedeelte afmaken; toevoegen; vervolledigen; volledig maken; voltallig maken
perfektionieren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien bijschaven; perfectioneren
vervollkommnen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien beteren; bijwerken; compleet maken; completeren; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren; vervolledigen; volledig maken
vervollständigen afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aanvullen; afronden; compleet maken; completeren; laatste gedeelte afmaken; toevoegen; vervolledigen; volledig maken; voltallig maken
vollenden afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afsluiten; afwerken; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; klaarspelen; ophouden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; stoppen; versieren; voor elkaar krijgen
- afmaken

Synoniemen voor "voltooien":


Verwante definities voor "voltooien":

  1. ervoor zorgen dat het klaar is1
    • in januari heb ik dit boek voltooid1

Wiktionary: voltooien

voltooien
verb
  1. ten einde brengen
voltooien
verb
  1. intransitiv: ein Produkt letztmalig und abschließend bearbeiten; den letzten Schliff geben

Cross Translation:
FromToVia
voltooien beenden; fertigmachen; fertigstellen complete — to finish
voltooien vollenden consummate — to bring something to completion
voltooien zurichten apprêterpréparer, mettre en état.

Verwante vertalingen van voltooid