Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwijnen (Nederlands) in het Duits

zwijnen:

zwijnen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zwijnen (viezeriken; varkens; smeerlappen; schoften)
    Schweine; die Säue; der Schurken; der Schufte; der Schelme; der Schweinigel
    • Schweine [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Säue [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schurken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schufte [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schelme [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schweinigel [der ~] zelfstandig naamwoord

zwijnen werkwoord

  1. zwijnen (boffen; geluk hebben)

Vertaal Matrix voor zwijnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schelme schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen boefjes; deugnieten; gladakkers; guiten; schavuiten
Schufte schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen achterbakse personen; boeven; gemeneriken; horken; hufters; onbetrouwbare kerels; ploerten; rabauwen; rotzakken; schoeljes; schurken; slechteriken; smeerlappen; smiechten
Schurken schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen achterbakse personen; boefjes; boeven; deugnieten; gladakkers; guiten; onbetrouwbare kerels; rabauwen; rotzakken; schavuiten; schoeljes; schurken; smeerlappen; smiechten
Schweine schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen achterbakse personen; onbetrouwbare kerels; ploerten; rotzakken; schoeljes; smeerlappen; smiechten; viezerikken
Schweinigel schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd; viezerik; zwijn
Säue schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; zwijnen viezerikken; zeug; zeugen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Glück haben boffen; geluk hebben; zwijnen het treffen; mazzel hebben

Verwante woorden van "zwijnen":


zwijn:

zwijn [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zwijn (viezerik; smeerlap)
    die Schmutzfink; der Dreckschwein; der Schweinigel; die Sau; der Dreckspatz; der Schmierfink; die Drecksau
  2. het zwijn (vuilbek; varken)
    Schwein; Ferkel; die Sau
    • Schwein [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ferkel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Sau [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. het zwijn (wild varken)
    Schwein
    • Schwein [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zwijn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Drecksau smeerlap; viezerik; zwijn
Dreckschwein smeerlap; viezerik; zwijn
Dreckspatz smeerlap; viezerik; zwijn
Ferkel varken; vuilbek; zwijn big; biggen; biggetje; biggetjes; fielt; jong varken; kleine big; mispunt; naarling; rotzak; schoft; schooier; sloeber; smeerlap; smiecht; stinkerd; varkentje; varkentjes
Sau smeerlap; varken; viezerik; vuilbek; zwijn big; jong varken; zeug; zeugen
Schmierfink smeerlap; viezerik; zwijn deugniet; fielt; guit; knoeipot; mispunt; morser; naarling; rakker; rotzak; schoft; schooier; sloeber; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd
Schmutzfink smeerlap; viezerik; zwijn deugniet; fielt; guit; mispunt; morspot; naarling; rakker; rotzak; schoft; schooier; sloeber; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; viespoes
Schwein varken; vuilbek; wild varken; zwijn big; bof; geluk; geluk hebbend; jong varken; varkens
Schweinigel smeerlap; viezerik; zwijn fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; schoften; smeerlap; smeerlappen; smiecht; stinkerd; varkens; viezeriken; zwijnen

Verwante woorden van "zwijn":


Wiktionary: zwijn

zwijn
noun
  1. een varken

Cross Translation:
FromToVia
zwijn Schwein; Hausschwein pig — mammal of genus Sus
zwijn Schwein pig — nasty or disgusting person
zwijn Wüstling; Schwelger; Schlemmer; Prasser; Possenreißer bambocheur — (vieilli) désuet|fr marionnettiste.
zwijn Schwein cochon — Mammifère domestique
zwijn Schwein porc — Animal
zwijn Tamarin; Ferkel; Schwein; Schweinehund; Miststück sagouingenre de singe omnivore de petite taille, répandre dans l’Amérique du Sud, les tamarins.