Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvullen (Nederlands) in het Engels

aanvullen:

aanvullen werkwoord (vul aan, vult aan, vulde aan, vulden aan, aangevuld)

  1. aanvullen (completeren; toevoegen; voltallig maken)
    to replenish; to add; to make complete; to fill up; to count up; total
    • replenish werkwoord (replenishes, replenished, replenishing)
    • add werkwoord (adds, added, adding)
    • to make complete werkwoord
    • fill up werkwoord (fills up, filled up, filling up)
    • count up werkwoord (counts up, counted up, counting up)
    • total werkwoord

Conjugations for aanvullen:

o.t.t.
  1. vul aan
  2. vult aan
  3. vult aan
  4. vullen aan
  5. vullen aan
  6. vullen aan
o.v.t.
  1. vulde aan
  2. vulde aan
  3. vulde aan
  4. vulden aan
  5. vulden aan
  6. vulden aan
v.t.t.
  1. heb aangevuld
  2. hebt aangevuld
  3. heeft aangevuld
  4. hebben aangevuld
  5. hebben aangevuld
  6. hebben aangevuld
v.v.t.
  1. had aangevuld
  2. had aangevuld
  3. had aangevuld
  4. hadden aangevuld
  5. hadden aangevuld
  6. hadden aangevuld
o.t.t.t.
  1. zal aanvullen
  2. zult aanvullen
  3. zal aanvullen
  4. zullen aanvullen
  5. zullen aanvullen
  6. zullen aanvullen
o.v.t.t.
  1. zou aanvullen
  2. zou aanvullen
  3. zou aanvullen
  4. zouden aanvullen
  5. zouden aanvullen
  6. zouden aanvullen
diversen
  1. vul aan!
  2. vult aan!
  3. aangevuld
  4. aanvullende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvullen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanvullen
    the filling up; the stuffing

Vertaal Matrix voor aanvullen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fill up aanvulling; completering; supplement; suppletie; voltooiing
filling up aanvullen aanplempen
stuffing aanvullen opvulling; vulling; vulsel; vulstof
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
add aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken aanbouwen; aansluiten; bevatten; bijbouwen; bijdoen; bijgieten; bijleveren; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijzetten; erbij doen; erbij tellen; erbij voegen; expanderen; inhouden; inschenken; intappen; neerzetten; openen; optellen; plaatsen; samenschikken; samentellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; toevoegen aan levering; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; voegen; zetten
count up aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen
fill up aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken bijschenken; bijtanken; bijvullen; dichtgooien; gaten dichten; opvullen; stoppen; tanken; vol maken; volmaken; volplempen; volstorten; vullen
replenish aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken
to make complete aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken
total aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
total compleet; helemaal; totaal; volledig

Wiktionary: aanvullen

aanvullen
verb
  1. het ontbrekende bijvoegen
aanvullen
verb
  1. add contents to, so it is full
  2. supplement
  3. to make whole or entire
  4. to provide what the partner lacks and lack what the partner provides
  5. to complete
  6. to increase, make larger or supplement
  7. to provide or make a supplement to
  8. to fill

Cross Translation:
FromToVia
aanvullen add ergänzen — etwas hinzufügen
aanvullen fill; fill in; fill up; imbue; permeate; complete; complement; consummate; finish compléterrendre complet.