Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gespannen (Nederlands) in het Engels

gespannen:

gespannen bijvoeglijk naamwoord

  1. gespannen (gestressd; opgejaagd)
    tense; strained; stressed; uptight

Vertaal Matrix voor gespannen:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
strained gespannen; gestressd; opgejaagd gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk
stressed gespannen; gestressd; opgejaagd aan stress lijdend; bezorgd; gestresst; ongerust; overspannen; verontrust
tense gespannen; gestressd; opgejaagd spannende; zinderende
uptight gespannen; gestressd; opgejaagd nerveus; onrustig

Verwante woorden van "gespannen":


Wiktionary: gespannen

gespannen
adjective
  1. strak uitgerekt
  2. in hoge mate werkzaam
  3. ongemakkelijk, blijk gevend van stress, het punt van (uit-)barsten naderend
gespannen
adjective
  1. tense
  2. tight; under tension, as in a rope or bow string
  3. showing stress or anxiety
  4. showing stress or strain
noun
  1. state of an elastic object

Cross Translation:
FromToVia
gespannen rigid; steep; abrupt; off-hand; off-handed; stringent; tense; tight; stiff raide — Traductions à trier suivant le sens

gespannen vorm van spannen:

spannen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de spannen (koppels)
    the belts; the braces; the yoke
    • belts [the ~] zelfstandig naamwoord
    • braces [the ~] zelfstandig naamwoord
    • yoke [the ~] zelfstandig naamwoord

spannen werkwoord (span, spant, spande, spanden, gespannen)

  1. spannen (opspannen)
    to tighten; to stretch
    • tighten werkwoord (tightens, tightened, tightening)
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)

Conjugations for spannen:

o.t.t.
  1. span
  2. spant
  3. spant
  4. spannen
  5. spannen
  6. spannen
o.v.t.
  1. spande
  2. spande
  3. spande
  4. spanden
  5. spanden
  6. spanden
v.t.t.
  1. heb gespannen
  2. hebt gespannen
  3. heeft gespannen
  4. hebben gespannen
  5. hebben gespannen
  6. hebben gespannen
v.v.t.
  1. had gespannen
  2. had gespannen
  3. had gespannen
  4. hadden gespannen
  5. hadden gespannen
  6. hadden gespannen
o.t.t.t.
  1. zal spannen
  2. zult spannen
  3. zal spannen
  4. zullen spannen
  5. zullen spannen
  6. zullen spannen
o.v.t.t.
  1. zou spannen
  2. zou spannen
  3. zou spannen
  4. zouden spannen
  5. zouden spannen
  6. zouden spannen
en verder
  1. ben gespannen
  2. bent gespannen
  3. is gespannen
  4. zijn gespannen
  5. zijn gespannen
  6. zijn gespannen
diversen
  1. span!
  2. spant!
  3. gespannen
  4. spannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belts koppels; spannen opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien
braces koppels; spannen bretel; tandbeugel
stretch afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; spreidbeweging; tournee; traject; weg; wegvak
yoke koppels; spannen dooier; eigeel; epaulet; juk; schouderstuk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stretch opspannen; spannen bespannen; oprekken; rekken; strak maken; strekken; uitrekken; uitstrekken
tighten opspannen; spannen aanhalen; aanspannen; dichtschroeven; inspannen; schroeven; strak maken; vastschroeven; verscherpen

Verwante woorden van "spannen":


Wiktionary: spannen

spannen
verb
  1. onder trekkracht brengen
spannen
verb
  1. make or become tense

Cross Translation:
FromToVia
spannen harness; yoke up; span attelerattacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.
spannen bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
spannen stiffen; stress; tense; tighten; stretch; wind up; rack; strain raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.
spannen climb; go back; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten remonter — Traductions à trier suivant le sens
spannen squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
spannen strech; tend; sell; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.

Verwante vertalingen van gespannen