Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gniffelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gniffelen (Nederlands) in het Engels

gniffelen:

gniffelen werkwoord (gniffel, gniffelt, gniffelde, gniffelden, gegniffeld)

  1. gniffelen (grinniken; ginnegappen)
    to chuckle
    • chuckle werkwoord (chuckles, chuckled, chuckling)

Conjugations for gniffelen:

o.t.t.
  1. gniffel
  2. gniffelt
  3. gniffelt
  4. gniffelen
  5. gniffelen
  6. gniffelen
o.v.t.
  1. gniffelde
  2. gniffelde
  3. gniffelde
  4. gniffelden
  5. gniffelden
  6. gniffelden
v.t.t.
  1. heb gegniffeld
  2. hebt gegniffeld
  3. heeft gegniffeld
  4. hebben gegniffeld
  5. hebben gegniffeld
  6. hebben gegniffeld
v.v.t.
  1. had gegniffeld
  2. had gegniffeld
  3. had gegniffeld
  4. hadden gegniffeld
  5. hadden gegniffeld
  6. hadden gegniffeld
o.t.t.t.
  1. zal gniffelen
  2. zult gniffelen
  3. zal gniffelen
  4. zullen gniffelen
  5. zullen gniffelen
  6. zullen gniffelen
o.v.t.t.
  1. zou gniffelen
  2. zou gniffelen
  3. zou gniffelen
  4. zouden gniffelen
  5. zouden gniffelen
  6. zouden gniffelen
diversen
  1. gniffel!
  2. gniffelt!
  3. gegniffeld
  4. gniffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gniffelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chuckle gegrinnik
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chuckle ginnegappen; gniffelen; grinniken fijntjes lachen; glimlachen; gnuiven; grijnzen; grinniken; heimelijk lachen; lachen; meesmuilen; proesten; schateren; spottend glimlachen

Wiktionary: gniffelen

gniffelen
verb
  1. to emit a snigger