Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. habijt:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor habijt (Nederlands) in het Engels

habijt:

habijt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het habijt (geestelijk gewaad; pij)
    the habit
    • habit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor habijt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
habit geestelijk gewaad; habijt; pij bijzondere geaardheid; eigenaardigheid; gebruik; gewoonte; hebbelijkheid; kerkgewaad; liturgisch gewaad; merkwaardigheid; priesterlijk ambtsgewaad; traditie; usance; vreemdsoortigheid

Verwante woorden van "habijt":

  • habijten

Wiktionary: habijt

habijt
noun
  1. long piece of clothing worn by monks and nuns