Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klink (Nederlands) in het Engels

klink:

klink [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de klink (deurklink; kruk; hendel)
    the door-latch; the door handle
  2. de klink (inklinking van bout; inklinking)
    the clinch; the settlement

Vertaal Matrix voor klink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clinch inklinking; inklinking van bout; klink
door handle deurklink; hendel; klink; kruk deurklink; deurknop; deurkruk; kruk
door-latch deurklink; hendel; klink; kruk
settlement inklinking; inklinking van bout; klink afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen

Verwante woorden van "klink":


Wiktionary: klink

klink
noun
  1. handvat om de deur te openen of te sluiten
  2. constructie om een deur gesloten te houden

klinken:

klinken werkwoord (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)

  1. klinken (klank voortbrengen; luiden)
    to sound; give a sound
  2. klinken (spijkeren; vastnagelen; timmeren; vastspijkeren; vastslaan)
    to hammer
    – create by hammering 1
    • hammer werkwoord (hammers, hammered, hammering)
      • hammer the silver into a bowl1
    to spike
    – secure with spikes 1
    • spike werkwoord (spikes, spiked, spiking)
    to nail down; to drive in nails
    • nail down werkwoord (nails down, nailed down, nailing down)
    • drive in nails werkwoord (drives in nails, drove in nails, driving in nails)
    to nail
    – attach something somewhere by means of nails 1
    • nail werkwoord (nails, nailed, nailing)
      • nail the board onto the wall1
  3. klinken (vastklinken)

Conjugations for klinken:

o.t.t.
  1. klink
  2. klinkt
  3. klinkt
  4. klinken
  5. klinken
  6. klinken
o.v.t.
  1. klonk
  2. klonk
  3. klonk
  4. klonken
  5. klonken
  6. klonken
v.t.t.
  1. heb geklonken
  2. hebt geklonken
  3. heeft geklonken
  4. hebben geklonken
  5. hebben geklonken
  6. hebben geklonken
v.v.t.
  1. had geklonken
  2. had geklonken
  3. had geklonken
  4. hadden geklonken
  5. hadden geklonken
  6. hadden geklonken
o.t.t.t.
  1. zal klinken
  2. zult klinken
  3. zal klinken
  4. zullen klinken
  5. zullen klinken
  6. zullen klinken
o.v.t.t.
  1. zou klinken
  2. zou klinken
  3. zou klinken
  4. zouden klinken
  5. zouden klinken
  6. zouden klinken
diversen
  1. klink!
  2. klinkt!
  3. geklonken
  4. klinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hammer hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer
nail klinknagel; nagel; spijker
sound geluid; intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; rumoer; timbre; toon; zeestraat; zeeëngte
spike hoogste punt; piek; top
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive in nails klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
give a sound klank voortbrengen; klinken; luiden
hammer klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren
nail klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
nail down klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
rivet together klinken; vastklinken
sound klank voortbrengen; klinken; luiden beieren; bellen; doorklinken; echoën; galmen; iemand opbellen; klokluiden; luiden; met sonde onderzoeken; opbellen; resoneren; schallen; sonderen; telefoontje plegen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
spike klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren aan de spies rijgen; hameren; kloppen met een hamer; spietsen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sound aannemelijk; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; gedegen; gefundeerd; gegrond; kredietwaardig; logisch; op goede gronden steunend; solide; solvabel; solvent; steekhoudend; van goede hoedanigheid

Verwante woorden van "klinken":


Synoniemen voor "klinken":


Verwante definities voor "klinken":

  1. een geluid laten horen2
    • zijn stem klinkt verkouden2
  2. eraan vastmaken2
    • de platen werden aan elkaar geklonken2
  3. je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen2
    • om 12 uur klonken we met elkaar2

Wiktionary: klinken

klinken
verb
  1. een bepaalde klank voortbrengen
klinken
verb
  1. to produce the sound of a bell or a similar sound
  2. of something spoken or written, to appear to be, to seem, to sound
  3. to produce a sound

Cross Translation:
FromToVia
klinken ring klingeln — etwas schrillen lassen
klinken shrill schrillen(intransitiv) einen hohen, grellen und sehr lauten Ton erzeugen
klinken give a ring; ring the bell; toll; peal; ring; clang; sound; strike; resound sonnerrendre un son.