Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. lokaal:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lokaal (Nederlands) in het Engels

lokaal:

lokaal bijvoeglijk naamwoord

  1. lokaal (hier en daar; plaatselijk)
    local; here and there
  2. lokaal
    local
    – In information processing, an operation performed by the computer at hand rather than by a remote computer. 1
    • local bijvoeglijk naamwoord
  3. lokaal
    local
    – In communications, a device that can be accessed directly rather than by means of a communications line. 1
    • local bijvoeglijk naamwoord

lokaal [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lokaal (leslokaal; schoollokaal)
    the classroom

Vertaal Matrix voor lokaal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
classroom leslokaal; lokaal; schoollokaal klaslokaal; klassenlokaal; schoollokaal; vaklokaal
local inboorlinge; stamcafé; stamkroeg
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
local hier en daar; lokaal; plaatselijk binnenlandse; inheemse; inlandse; nationale
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
here and there hier en daar; lokaal; plaatselijk

Verwante woorden van "lokaal":

  • lokaaltje, lokaaltjes, lokale

Wiktionary: lokaal

lokaal
adjective
  1. plaatselijk, van beperkte omvang
noun
  1. een ruim vertrek dat voor een bepaald doel gebruikt wordt
lokaal
adjective
  1. of a nearby location

Cross Translation:
FromToVia
lokaal ward chambre — Toute pièce habitable d’une maison et principalement une chambre à coucher.
lokaal piece; bit; document; deed; chamber; ward; lump; act piècepartie, portion, morceau d’un tout.
lokaal place placelieu, endroit, espace qu’occuper ou que peut occuper une personne, une chose.
lokaal room; chamber; ward sallepièce d’un bâtiment.

Verwante vertalingen van lokaal