Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor manco (Nederlands) in het Engels

manco:

manco [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het manco (gebrek; tekort)
    the shortage
    • shortage [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het manco (gebrek; zwakheid)
    the flaw; the gap
    • flaw [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gap [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor manco:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flaw gebrek; manco; zwakheid abuis; barst; blunder; breuk; domheid; dwaling; euvel; feil; flater; fout; giller; incorrectheid; krak; kwaaltje; mankement; misgreep; misslag; onjuistheid; onvolkomenheid; scheur; vergissing
gap gebrek; manco; zwakheid barst; gaping; gat; gleuf; groef; hiaat; inkeping; interim; kier; kloof; lacune; leegte; leemte; onderbreking; opening; reet; scheur; sleuf; split; tussenpoos; tussentijd; uitsparing
shortage gebrek; manco; tekort deficit; gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort

Wiktionary: manco


Cross Translation:
FromToVia
manco shortfall; inadequacy; insufficiency; scarcity; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want insuffisanceétat de ce qui est insuffisant.
manco absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want manqueabsence, défaut, fait de manquer.
manco deprivation; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.