Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. nagel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nagel (Nederlands) in het Engels

nagel:

nagel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de nagel (spijker; klinknagel)
    the nail
    – a thin pointed piece of metal that is hammered into materials as a fastener 1
    • nail [the ~] zelfstandig naamwoord
      • The carpenter used finishing nails on the floor.2
      • She used a nail to hang the picture on the wall.2

Vertaal Matrix voor nagel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nail klinknagel; nagel; spijker
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nail klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren

Verwante woorden van "nagel":

  • nagelen, nagels, nageltje, nageltjes

Wiktionary: nagel

nagel
noun
  1. aan vingers en tenen
  2. spijker
nagel
noun
  1. spike-shaped metal fastener used for joining wood or similar materials
  2. on fingers and toes
  3. covering near the tip of finger

Cross Translation:
FromToVia
nagel nail Fingernagel — gewölbte, durchscheinende Keratinplatte auf der Oberseite der Fingerspitze
nagel nail NagelAnatomie: Horngebilde, bestehend aus mehreren übereinander geschichteten Keratinplatten an Fingern und Fußzehen
nagel nail Nagel — spitzer Metallstift zum Fixieren oder Aufhängen von Gegenständen
nagel nail ongle — anatomie|fr lame dure, cornée, translucide, qui revêtir le dessus du bout des doigts et des orteils.

Verwante vertalingen van nagel