Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opmerken (Nederlands) in het Engels

opmerken:

opmerken werkwoord (merk op, merkt op, merkte op, merkten op, opgemerkt)

  1. opmerken (aanschouwen; zien; kijken; )
    to see; to notice; to perceive; to become aware of; to behold; to see in
    • see werkwoord (sees, saw, seeing)
    • notice werkwoord (notices, noticed, noticing)
    • perceive werkwoord (perceives, perceived, perceiving)
    • become aware of werkwoord (becomes aware of, becoming aware of)
    • behold werkwoord (beholds, beholding)
    • see in werkwoord (sees in, saw in, seeing in)
  2. opmerken (bemerken; waarnemen; signaleren; gewaarworden; merken)
    to notice; to signal
    • notice werkwoord (notices, noticed, noticing)
    • signal werkwoord (signals, signalled, signalling)
    to observe
    – observe with care or pay close attention to 1
    • observe werkwoord (observes, observed, observing)
  3. opmerken (bemerken)
    to notice
    • notice werkwoord (notices, noticed, noticing)
  4. opmerken (ter sprake brengen; zeggen; vertellen; naar voren brengen; verwoorden)
    to ventilate; bring something up

Conjugations for opmerken:

o.t.t.
  1. merk op
  2. merkt op
  3. merkt op
  4. merken op
  5. merken op
  6. merken op
o.v.t.
  1. merkte op
  2. merkte op
  3. merkte op
  4. merkten op
  5. merkten op
  6. merkten op
v.t.t.
  1. heb opgemerkt
  2. hebt opgemerkt
  3. heeft opgemerkt
  4. hebben opgemerkt
  5. hebben opgemerkt
  6. hebben opgemerkt
v.v.t.
  1. had opgemerkt
  2. had opgemerkt
  3. had opgemerkt
  4. hadden opgemerkt
  5. hadden opgemerkt
  6. hadden opgemerkt
o.t.t.t.
  1. zal opmerken
  2. zult opmerken
  3. zal opmerken
  4. zullen opmerken
  5. zullen opmerken
  6. zullen opmerken
o.v.t.t.
  1. zou opmerken
  2. zou opmerken
  3. zou opmerken
  4. zouden opmerken
  5. zouden opmerken
  6. zouden opmerken
en verder
  1. ben opgemerkt
  2. bent opgemerkt
  3. is opgemerkt
  4. zijn opgemerkt
  5. zijn opgemerkt
  6. zijn opgemerkt
diversen
  1. merk op!
  2. merkt op!
  3. opgemerkt
  4. opmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opmerken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
notice bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; verwittiging
observe aanschouwen; observeren; zien
signal geluidssein; geluidssignaal; sein; signaal; teken; wenk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
become aware of aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden
behold aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
bring something up naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
notice aanschouwen; bekijken; bemerken; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; turen; waarnemen; zien bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
observe bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aankijken; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; ontwaren; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
perceive aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; signaleren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
see aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; bezichtigen; bezien; gadeslaan; gewaarworden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; visualiseren; voelen; waarnemen; zien
see in aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
signal bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen attenderen; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; seinen; signalen geven; waarmerken; wijzen
ventilate naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen ontluchten; toedragen; toevoeren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; ventileren; vertolken; verwoorden

Wiktionary: opmerken

opmerken
verb
  1. bemerken, waarnemen
  2. een waarneming of opinie meedelen aan anderen, met een zekere nadruk
opmerken
verb
  1. to notice, to watch
  2. to observe
  3. to notice with care
  4. -
  5. see, pick out, notice or identify
noun
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
opmerken pay attention aufmerken — (intransitiv) die Sinne auf etwas lenken
opmerken notice registrieren — etwas feststellen, wahrnehmen
opmerken notice; perceive; detect; note; remark; spot; descry; espy; glimpse; sight; catch sight of; spy apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord.
opmerken call attention to; draw attention; alert; attention; signal; distinguish; highlight; remark; observe; prompt signalerappeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose.
opmerken remark; call attention to; observe; highlight; pinpoint; accent; accentuate; stress; italicize soulignertirer une ligne sous un mot, ou sous plusieurs mots.