Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oversteek (Nederlands) in het Engels

oversteek:

oversteek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de oversteek (oversteekplaats; zebrapad; voetgangersoversteekplaats)
    the zebra crossing; the crosswalk; the pedestrian crossing; the pelican crossing; the crossing

Vertaal Matrix voor oversteek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crossing oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad knooppunt; kruising; kruising van straten; kruispunt; overtocht; overvaart; punt waar lijnen elkaar kruisen; splitsing; verkeersknooppunt; wegkruising; wegsplitsing
crosswalk oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad
pedestrian crossing oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad
pelican crossing oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad
zebra crossing oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crossing kruisend

Verwante woorden van "oversteek":


Wiktionary: oversteek

oversteek
noun
  1. voyage across a body of water

oversteken:

oversteken werkwoord (steek over, steekt over, stak over, staken over, overgestoken)

  1. oversteken
    to cross over
    • cross over werkwoord (crosss over, crossed over, crossing over)
    to traverse; to cross
    – travel across or pass over 1
    • traverse werkwoord (traverses, traversed, traversing)
    • cross werkwoord (crosss, crossed, crossing)

Conjugations for oversteken:

o.t.t.
  1. steek over
  2. steekt over
  3. steekt over
  4. steken over
  5. steken over
  6. steken over
o.v.t.
  1. stak over
  2. stak over
  3. stak over
  4. staken over
  5. staken over
  6. staken over
v.t.t.
  1. ben overgestoken
  2. bent overgestoken
  3. is overgestoken
  4. zijn overgestoken
  5. zijn overgestoken
  6. zijn overgestoken
v.v.t.
  1. was overgestoken
  2. was overgestoken
  3. was overgestoken
  4. waren overgestoken
  5. waren overgestoken
  6. waren overgestoken
o.t.t.t.
  1. zal oversteken
  2. zult oversteken
  3. zal oversteken
  4. zullen oversteken
  5. zullen oversteken
  6. zullen oversteken
o.v.t.t.
  1. zou oversteken
  2. zou oversteken
  3. zou oversteken
  4. zouden oversteken
  5. zouden oversteken
  6. zouden oversteken
diversen
  1. steek over!
  2. steekt over!
  3. overgestoken
  4. overstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oversteken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het oversteken (overlopen)
    the running over; the crossing over; the walking across

Vertaal Matrix voor oversteken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
crossing over overlopen; oversteken
running over overlopen; oversteken
traverse dwarsbalk
walking across overlopen; oversteken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cross oversteken afvallen; benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; overschrijden; tegenvallen; tegenwerken; teleurstellen
cross over oversteken dwars oversteken; met een vaartuig overzetten; overvaren
traverse oversteken afleggen; dwars oversteken; meters maken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cross boos; gebelgd; giftig; kwaad; narrig; nijdig; verbolgen; vertoornd

Verwante woorden van "oversteken":


Verwante definities voor "oversteken":

  1. van de ene kant naar de andere gaan2
    • we zijn de rivier overgestoken2

Wiktionary: oversteken

oversteken
verb
  1. aan de overzijde van iets geraken
oversteken
verb
  1. go from one side of something to the other

Cross Translation:
FromToVia
oversteken defeat; win over; beat; overcome; overthrow; surmount; vanquish; go beyond; cross; exceed; surpass; excel; outclass; outscore; outshine surmontermonter au-dessus.