Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. preek:
  2. preken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor preek (Nederlands) in het Engels

preek:

preek [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de preek
    the lecture
    • lecture [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor preek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lecture preek college; collegium; epistel; essay; hooglezing; hoorcollege; spreekbeurten; strafpredikatie; universitaire les; verhandeling; werkstuk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lecture een lezing houden; een voordracht houden

Verwante woorden van "preek":


Wiktionary: preek

preek
noun
  1. een stichtelijk betoog door een geestelijke in een kerkdienst
preek
noun
  1. tirade
  2. religious discourse

Cross Translation:
FromToVia
preek sermon Predigtreligiöse Ansprache durch einen Prediger an die Gläubiger
preek sermon; homily prône — (religion) instruction chrétienne que le curé ou un vicaire fait tous les dimanches en chaire, à la messe paroissiale.
preek sermon sermon — (religion) prédication, discours chrétien, qui est prononcer du haut de la chaire, dans une église, pour instruire et pour exhorter les fidèles.

preken:

preken werkwoord (preek, preekt, preekte, preekten, gepreekt)

  1. preken
    to preach; deliver a sermon

Conjugations for preken:

o.t.t.
  1. preek
  2. preekt
  3. preekt
  4. preken
  5. preken
  6. preken
o.v.t.
  1. preekte
  2. preekte
  3. preekte
  4. preekten
  5. preekten
  6. preekten
v.t.t.
  1. heb gepreekt
  2. hebt gepreekt
  3. heeft gepreekt
  4. hebben gepreekt
  5. hebben gepreekt
  6. hebben gepreekt
v.v.t.
  1. had gepreekt
  2. had gepreekt
  3. had gepreekt
  4. hadden gepreekt
  5. hadden gepreekt
  6. hadden gepreekt
o.t.t.t.
  1. zal preken
  2. zult preken
  3. zal preken
  4. zullen preken
  5. zullen preken
  6. zullen preken
o.v.t.t.
  1. zou preken
  2. zou preken
  3. zou preken
  4. zouden preken
  5. zouden preken
  6. zouden preken
diversen
  1. preek!
  2. preekt!
  3. gepreekt
  4. prekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor preken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deliver a sermon preken
preach preken prediken

Verwante woorden van "preken":


Wiktionary: preken

preken
verb
  1. een preek houden
preken
verb
  1. Give a sermon