Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. rook:
  2. roken:
  3. ruiken:
  4. Wiktionary:
  5. Gebruikers suggesties voor rook:
    • fume
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rook:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rook (Nederlands) in het Engels

rook:

rook [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rook (walm; damp)
    – grijswitte wolkjes die opstijgen als iets brandt 1
    the vapor; the vapour; the thick smoke; the evaporation
    • vapor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • vapour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • thick smoke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • evaporation [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
evaporation damp; rook; walm uitwaseming; verdamping; wasem; zichtbare damp
thick smoke damp; rook; walm
vapor damp; rook; walm uitwaseming; wasem; waterdamp; zichtbare damp
vapour damp; rook; walm uitwaseming; wasem; waterdamp; zichtbare damp

Verwante woorden van "rook":


Verwante definities voor "rook":

  1. grijswitte wolkjes die opstijgen als iets brandt1
    • er kwam rook uit het brandende huis1

Wiktionary: rook

rook
noun
  1. visible particles and vapour given off by burning material

Cross Translation:
FromToVia
rook smoke; fume; reek Rauch — durch Verbrennung entstehende Gase, Dämpfe und Partikel (als Schwebeteilchen in der Luft)
rook smoke fuméenuée de particules en suspension dans l’air former une masse gazeuse opaque, qui sortir des choses brûler, ou extrêmement échauffer par le feu.

roken:

roken werkwoord (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)

  1. roken
    – loslaten van grijze wolken 1
    to smoke
    • smoke werkwoord (smokes, smoked, smoking)

Conjugations for roken:

o.t.t.
  1. rook
  2. rookt
  3. rookt
  4. roken
  5. roken
  6. roken
o.v.t.
  1. rookte
  2. rookte
  3. rookte
  4. rookten
  5. rookten
  6. rookten
v.t.t.
  1. heb gerookt
  2. hebt gerookt
  3. heeft gerookt
  4. hebben gerookt
  5. hebben gerookt
  6. hebben gerookt
v.v.t.
  1. had gerookt
  2. had gerookt
  3. had gerookt
  4. hadden gerookt
  5. hadden gerookt
  6. hadden gerookt
o.t.t.t.
  1. zal roken
  2. zult roken
  3. zal roken
  4. zullen roken
  5. zullen roken
  6. zullen roken
o.v.t.t.
  1. zou roken
  2. zou roken
  3. zou roken
  4. zouden roken
  5. zouden roken
  6. zouden roken
en verder
  1. is gerookt
  2. zijn gerookt
diversen
  1. rook!
  2. rookt!
  3. gerookt
  4. rokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor roken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smoke kruitdamp; peuk; sigaret; stinkstok
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smoke roken dampen; oproken; stomen; tabak roken; uitwasemen; walm afgeven; walmen; wasemen

Verwante woorden van "roken":


Verwante definities voor "roken":

  1. het brandend houden en eraan zuigen1
    • hij rookt sigaretten en sigaren1
  2. loslaten van grijze wolken1
    • het vuur rookt behoorlijk1
  3. voedsel door de rook van vuur een bepaalde smaak geven1
    • we eten gerookte paling1

Wiktionary: roken

roken
verb
  1. rook afgeven
  2. een genotsmiddel, voornamelijk tabak, nuttigen door het inhaleren van de rook ervan
  3. (m.b.t. rauwe vis of rauw vlees) conserveren door langdurige blootstelling aan rook
roken
verb
  1. to inhale and exhale smoke from a burning cigarette
  2. to inhale and exhale tobacco smoke regularly or habitually
  3. to give off smoke
  4. to preserve or prepare by treating with smoke
noun
  1. smoking of tobacco

Cross Translation:
FromToVia
roken smoke rauchen — etwas anzünden und den Rauch einatmen
roken smoke rauchenQualm in die Luft abgeben oder ausstoßen
roken smoke fumerjeter de la fumée.

rook vorm van ruiken:

ruiken werkwoord (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)

  1. ruiken (een geur verspreiden; rieken; geuren)
    – waarnemen met je neus 1
    to smell
    • smell werkwoord (smells, smelled, smelling)
  2. ruiken (stinken; meuren; een luchtje hebben; )
    – een geur verspreiden 1
    to smell; to stink; to have something fishy about it
    • smell werkwoord (smells, smelled, smelling)
    • stink werkwoord (stinks, stank, stinking)
    • have something fishy about it werkwoord (has something fishy about it, had something fishy about it, having something fishy about it)

Conjugations for ruiken:

o.t.t.
  1. ruik
  2. ruikt
  3. ruikt
  4. ruiken
  5. ruiken
  6. ruiken
o.v.t.
  1. rook
  2. rook
  3. rook
  4. roken
  5. roken
  6. roken
v.t.t.
  1. heb geroken
  2. hebt geroken
  3. heeft geroken
  4. hebben geroken
  5. hebben geroken
  6. hebben geroken
v.v.t.
  1. had geroken
  2. had geroken
  3. had geroken
  4. hadden geroken
  5. hadden geroken
  6. hadden geroken
o.t.t.t.
  1. zal ruiken
  2. zult ruiken
  3. zal ruiken
  4. zullen ruiken
  5. zullen ruiken
  6. zullen ruiken
o.v.t.t.
  1. zou ruiken
  2. zou ruiken
  3. zou ruiken
  4. zouden ruiken
  5. zouden ruiken
  6. zouden ruiken
diversen
  1. ruik!
  2. ruikt!
  3. geroken
  4. ruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ruiken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smell aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; luchtje; reuk
stink kwade reuk; stank
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
have something fishy about it een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen
smell een geur verspreiden; een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen snuffelen
stink een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen

Verwante definities voor "ruiken":

  1. een geur verspreiden1
    • dat parfum ruikt heerlijk1
  2. waarnemen met je neus1
    • ik ruik al wat we eten1

Wiktionary: ruiken

ruiken
verb
  1. een geur waarnemen
  2. een geur verspreiden
ruiken
verb
  1. to detect the scent of
  2. sense with nose
  3. have the smell of
  4. have a particular smell
  5. sniff

Cross Translation:
FromToVia
ruiken embalm; perfume; fragrance; give off an odour; reek; smell embaumerintroduire dans un cadavre des substances propres à empêcher qu’il ne se corrompre.
ruiken smell flairerchercher à découvrir par l’odeur, en parlant du chien et de certains animaux.
ruiken feel; sense; grope; finger; touch; give off an odour; reek; smell sentir — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van rook



Engels

Uitgebreide vertaling voor rook (Engels) in het Nederlands

rook:

rook [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rook
    de roek
    • roek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
roek rook
- Corvus frugilegus; castle

Verwante woorden van "rook":

  • rooks

Synoniemen voor "rook":


Verwante definities voor "rook":

  1. common gregarious Old World bird about the size and color of the American crow2
  2. (chess) the piece that can move any number of unoccupied squares in a direction parallel to the sides of the chessboard2

Wiktionary: rook

rook
noun
  1. bird
  2. chesspiece
  3. fortification
verb
  1. cheat, swindle
rook
noun
  1. Corvus frugilegus, kraaiachtige vogel

Cross Translation:
FromToVia
rook kraai Krähe — ein Rabenvogel mit starkem Schnabel (mittelgroße Arten der Gattung Corvus)
rook roek Saatkrähe — ein Singvogel der Familie der Rabenvogel
rook roek corbeau freux — ornithol|nocat Espèce d’oiseau passereau d’Eurasie, corbeau au plumage noir d’un éclat métallique ou brun-violet et à bec effilé et non garni de plumes.