Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. schuif:
  2. schuif-:
  3. schuiven:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schuif (Nederlands) in het Engels

schuif:

schuif [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
    the tongue; the latch; the clasp-fastening; the bolt; the spring-bolt; the catch
    • tongue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • latch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clasp-fastening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bolt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spring-bolt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • catch [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
    the clasp; the bolt
    • clasp [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bolt [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schuif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bolt grendel; knip; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; bout; flits; moerbout; schicht; tapbout
catch grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting buit; deurknip; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; vangst
clasp grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam knipbeugel
clasp-fastening grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting knip; knipslot; knipsluiting
latch grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting knip; knipslot; knipsluiting
spring-bolt grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting deurknip; knip; knipslot; knipsluiting
tongue grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting klepel; kleppel; spraak; taal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bolt builen; op hol slaan
catch aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen
clasp aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klampen; klemmen; knellen; omklemmen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen

Verwante woorden van "schuif":


Wiktionary: schuif

schuif
noun
  1. open-topped box in a cabinet used for storing
  2. lever

Cross Translation:
FromToVia
schuif valve; flap; stop abattantchâssis de fenêtre ou volet basculant sur un axe horizontal.
schuif slide glissière — arts|fr rainure pratiquer dans un mécanisme pour le glissement d’une de ses pièces.
schuif valve; floodgate vanne — hydraulique|fr dispositif servant à contrôler le débit d’un fluide.

schuif-:

schuif- bijvoeglijk naamwoord

  1. schuif-
    sliding
    – being a smooth continuous motion 1

Vertaal Matrix voor schuif-:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sliding inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sliding schuif-

schuif vorm van schuiven:

schuiven werkwoord (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    to shove
    – push roughly 1
    • shove werkwoord (shoves, shoved, shoving)
      • the people pushed and shoved to get in line1
    to push
    – make strenuous pushing movements during birth to expel the baby 1
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
      • `Now push hard,' said the doctor to the woman1
  2. schuiven
    scroll
    – To move a document or other data in a window in order to view a particular portion of the document. Scrolling may be controlled by the mouse, arrow keys, or other keys on the keyboard. 2

Conjugations for schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schuiven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
push duw; duwtje; knopje; por; stoot; stootje; zet
shove duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
push schuiven; voortschuiven aanduwen; avanceren; dringen; duwen; helpen; hengsten; promoten; rammen; schuivend verplaatsen; stompen; verhandelen; verkopen; verschuiven; voor zich uitschuiven
scroll schuiven
shove schuiven; voortschuiven

Verwante woorden van "schuiven":


Verwante definities voor "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen3
    • schuif eens opzij3
  2. verplaatsen door te duwen3
    • ik schoof de stoel bij het raam3

Wiktionary: schuiven

schuiven
verb
  1. over de grond verplaatsen
schuiven
verb
  1. to skid
  2. to cause to move in contact with a surface

Cross Translation:
FromToVia
schuiven glide; slip; slide; skim; sneak glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps.