Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verkleinen:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor verkleinen:
    • downsizing


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verkleinen (Nederlands) in het Engels

verkleinen:

verkleinen werkwoord (verklein, verkleint, verkleinde, verkleinden, verkleind)

  1. verkleinen (kleiner maken; minimaliseren)
    to reduce; make smaller
  2. verkleinen (kleiner maken)
    to diminish; to shrink; to decrease; to reduce
    • diminish werkwoord (diminishs, diminished, diminishing)
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
  3. verkleinen (verminderen; slinken; afnemen; )
    to decrease; to shrink; to go down; to sink
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
    • go down werkwoord (goes down, went down, going down)
    • sink werkwoord (sinks, sank, sinking)
  4. verkleinen
    to shrink
    – To remove unused space from data tables. 1
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
  5. verkleinen
    downsample
    – To decrease the number of audio samples or pixels, by applying an operation such as averaging. Popular internet music formats, such as MP3, use down-sampling to reduce file size. 1

Conjugations for verkleinen:

o.t.t.
  1. verklein
  2. verkleint
  3. verkleint
  4. verkleinen
  5. verkleinen
  6. verkleinen
o.v.t.
  1. verkleinde
  2. verkleinde
  3. verkleinde
  4. verkleinden
  5. verkleinden
  6. verkleinden
v.t.t.
  1. heb verkleind
  2. hebt verkleind
  3. heeft verkleind
  4. hebben verkleind
  5. hebben verkleind
  6. hebben verkleind
v.v.t.
  1. had verkleind
  2. had verkleind
  3. had verkleind
  4. hadden verkleind
  5. hadden verkleind
  6. hadden verkleind
o.t.t.t.
  1. zal verkleinen
  2. zult verkleinen
  3. zal verkleinen
  4. zullen verkleinen
  5. zullen verkleinen
  6. zullen verkleinen
o.v.t.t.
  1. zou verkleinen
  2. zou verkleinen
  3. zou verkleinen
  4. zouden verkleinen
  5. zouden verkleinen
  6. zouden verkleinen
diversen
  1. verklein!
  2. verkleint!
  3. verkleind
  4. verkleinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verkleinen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
decrease afname; afname voorraad; afnames; afzwakking; bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; daling; inkrimping; korten; kostenbesparing; krimpen; minder worden; minderen; reductie; teruggang; terugloop; val; verkorting; vermindering; vervallingen
shrink psychiater
sink aanrecht; gootsteen; sink; spoelbak; wasbak; wastafel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
decrease afnemen; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen
diminish kleiner maken; verkleinen afnemen; beperken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; inperken; kleiner worden; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; schrompelen; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
downsample verkleinen
go down afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afdalen; dateren; inkrimpen; krimpen; landen; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; neerdalen; neergaan; neerkomen; omlaag gaan; omlaaggaan; omlaagkomen; ondergaan; slinken; teruggaan; teruggrijpen
make smaller kleiner maken; minimaliseren; verkleinen
reduce kleiner maken; minimaliseren; verkleinen afnemen; afprijzen; beknotten; beperken; disloqueren; door koken dikker maken; door koken verdikken; herleiden; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; inperken; krimpen; lager maken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; roeren; slinken; temperen; terugvoeren; verdikken; verkorten; verlagen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
shrink afnemen; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; afnemend; dalen; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; minder worden; minderen; schrompelen; slinken; slinkend; tanen; tanend; terugdeinzen; teruggaan; terugschrikken; terugwijken; verminderen; vervallen
sink afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afglijden; aftakelen; afzakken; doen zinken; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zakken; zinken

Wiktionary: verkleinen

verkleinen
verb
  1. tot minder grote proporties terugbrengen
verkleinen
verb
  1. To become smaller
  2. To make smaller
  3. to make smaller