Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. voorbij:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorbije (Nederlands) in het Engels

voorbij:

voorbij bijvoeglijk naamwoord

  1. voorbij (gepasseerd)
    passed; over
    • passed bijvoeglijk naamwoord
    • over bijvoeglijk naamwoord
  2. voorbij (verstreken; beëindigd; verlopen; vervallen)
    expired; elapsed; lapsed
  3. voorbij (af; voltooid; over; )
    over; finished; accomplished; out; completed; ready; prepared; ready for use; achieved; concluded; evident; clear
  4. voorbij (voltooid; klaar; beëindigd; )
    over; accomplished; finished; achieved; completed; ready; complete

Vertaal Matrix voor voorbij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expired verlopen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
complete afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
finished ten einde zijn
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
complete af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgerond; algeheel; allemaal; alles; compleet; gecompleteerd; helemaal; kompleet; plenair; totaal; volkomen; volledig; volslagen; voltallig
completed af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgerond; beëindigd; gecompleteerd; gedaan; gereed; klaar; uitgevoerd; verricht; volbracht; voleindigd
concluded af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
elapsed beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
evident af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij apert; duidelijk; flagrant; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar
expired beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden
finished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aan stukken; af; afgemat; beëindigd; defect; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; gaar; gebroken; gedaan; gereed; hondsmoe; in stukken; kapot; klaar; onklaar; op; stuk; volbracht
lapsed beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
prepared af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bedacht; gereed; gewapend; klaar; paraat; voorbereid
ready af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; bereidwillig; doorgekookt; gaar; gedaan; gedwee; gereed; gewillig; inschikkelijk; klaar; meegaand; paraat; soepel; toegeeflijk; toegevend; welwillend
PrepositionVerwante vertalingenAndere vertalingen
- om
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achieved af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
clear af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aanschouwelijk; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
out af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij daaruit; er op uit; er uit; ertussenuit; eruit; op stap; uit; van; vanaf deze plaats; vanaf nu; vanuit; weg
over af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepasseerd; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij boven; bovenop; doorgekookt; erboven; gaar; gedaan; gereed; omver; over; overheen
passed gepasseerd; voorbij
ready for use af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij gebruiksklaar; gereed; klaar; operationeel; paraat

Verwante woorden van "voorbij":

  • voorbije

Synoniemen voor "voorbij":


Verwante definities voor "voorbij":

  1. verstreken, achter de rug1
    • in de voorbije jaren is veel gebeurd1
  2. verder dan1
    • voorbij de kerk moet u linksaf slaan1
  3. verder, langs1
    • de bus komt voorbij de school1

Wiktionary: voorbij

voorbij
adjective
  1. Bygone
  2. ended
  3. having already happened; in the past
  4. of a period of time: having just gone by
  5. grammar: expressing action that has already happened
en-prep
  1. further away than
  2. beyond in place
adverb
  1. in a direction that passes

Cross Translation:
FromToVia
voorbij past; last passé — Qui est périmé.


Wiktionary: voorbije

voorbije
noun
  1. period of time that has already happened
  2. times gone by
adjective
  1. having already happened; in the past
  2. of a period of time: having just gone by
  3. grammar: expressing action that has already happened