Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Zoek: voucher

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: voucher

Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. voucher:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vouch:
  2. voucher:
  3. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voucher (Nederlands) in het Engels

voucher:

voucher [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de voucher (bewijsje)
    the voucher; the receipt
    • voucher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • receipt [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voucher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
receipt bewijsje; voucher beweringsgrond; bewijs; bewijs van ontvangst; kassabon; kwitantie; ontvangst; ontvangstbewijs; recette; reçu
voucher bewijsje; voucher boekstuk; bon; coupon; reçu; stortingsbewijs; stortingsbiljet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
receipt rekening betalen; voldoen

Verwante woorden van "voucher":

  • vouchers

Wiktionary: voucher

Cross Translation:
FromToVia
• voucher → ticket; coupon; voucher; receipt ↔ ticket — billet donnant droit à un accès



Engels

Uitgebreide vertaling voor voucher (Engels) in het Nederlands

voucher vorm van vouch:

to vouch werkwoord (vouches, vouched, vouching)

  1. to vouch (guarantee; warrant; underwrite)
    instaan voor; garant staan; borg zijn
  2. to vouch (warrant; guarantee)
    borg staan; instaan
    • borg staan werkwoord
    • instaan werkwoord (sta in, staat in, stond in, stonden in, ingestaan)

Conjugations for vouch:

present
  1. vouch
  2. vouch
  3. vouches
  4. vouch
  5. vouch
  6. vouch
simple past
  1. vouched
  2. vouched
  3. vouched
  4. vouched
  5. vouched
  6. vouched
present perfect
  1. have vouched
  2. have vouched
  3. has vouched
  4. have vouched
  5. have vouched
  6. have vouched
past continuous
  1. was vouching
  2. were vouching
  3. was vouching
  4. were vouching
  5. were vouching
  6. were vouching
future
  1. shall vouch
  2. will vouch
  3. will vouch
  4. shall vouch
  5. will vouch
  6. will vouch
continuous present
  1. am vouching
  2. are vouching
  3. is vouching
  4. are vouching
  5. are vouching
  6. are vouching
subjunctive
  1. be vouched
  2. be vouched
  3. be vouched
  4. be vouched
  5. be vouched
  6. be vouched
diverse
  1. vouch!
  2. let's vouch!
  5. vouched
  6. vouching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor vouch:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borg staan guarantee; vouch; warrant
borg zijn guarantee; underwrite; vouch; warrant
garant staan guarantee; underwrite; vouch; warrant
instaan guarantee; vouch; warrant
instaan voor guarantee; underwrite; vouch; warrant guarantee; underwrite; vouch for; warrant
- guarantee

Verwante woorden van "vouch":


Synoniemen voor "vouch":


Verwante definities voor "vouch":

  1. give supporting evidence1
    • He vouched his words by his deeds1
  2. summon (a vouchee) into court to warrant or defend a title1
  3. give surety or assume responsibility1
    • I vouch for the quality of my products1
  4. give personal assurance; guarantee1
    • Will he vouch for me?1

Wiktionary: vouch

Cross Translation:
FromToVia
• vouch → certificeren; getuigen ↔ attester — certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
• vouch → borg staan voor; garanderen; sponsoren; waarborgen ↔ cautionner — Se rendre caution pour quelqu’un.
• vouch → aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken; certificeren; getuigen ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante.
• vouch → certificeren; getuigen ↔ témoigner — porter témoignage, servir de témoin.

voucher:

voucher [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the voucher (coupon; token)
    de bon; de coupon
    • bon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • coupon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the voucher (receipt)
    de voucher; het bewijsje
    • voucher [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bewijsje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the voucher (deposit voucher; coupon)
    het stortingsbewijs; het reçu; de bon
    • stortingsbewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
    • reçu [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the voucher
    stortingsbiljet
  5. the voucher
    – A record of a vendor transaction, including the vendor's name and address, description of goods or services received, document number, terms of payment, due date and amount due. 2
    boekstuk

Vertaal Matrix voor voucher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewijsje receipt; voucher
bon coupon; deposit voucher; token; voucher fine; penalty; ticket
coupon coupon; token; voucher
reçu coupon; deposit voucher; voucher receipt; ticket
stortingsbewijs coupon; deposit voucher; voucher
stortingsbiljet voucher
voucher receipt; voucher
- coupon; verifier
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
boekstuk voucher

Verwante woorden van "voucher":


Synoniemen voor "voucher":


Verwante definities voor "voucher":

  1. a negotiable certificate that can be detached and redeemed as needed1
  2. a document that serves as evidence of some expenditure1
  3. someone who vouches for another or for the correctness of a statement1
  4. A record of a vendor transaction, including the vendor's name and address, description of goods or services received, document number, terms of payment, due date and amount due.2

Wiktionary: voucher

voucher
noun
  1. A piece of paper that entitles the holder to a discount, or that can be exchanged for goods and services
  2. A receipt
Cross Translation:
FromToVia
• voucher → bon; coupon; kaartje; voucher; biljet; ticket ↔ ticket — billet donnant droit à un accès

Verwante vertalingen van voucher







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0389 seconde
Page rendered in 1.0 seconds