Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zelf:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor zelf:
    • itself


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zelf (Nederlands) in het Engels

zelf:

zelf bijvoeglijk naamwoord

  1. zelf (ikzelf; zelve)
    self; myself
    • self bijvoeglijk naamwoord
    • myself bijvoeglijk naamwoord
  2. zelf (eigenhandig)
    personally; myself; with one's own hands

Vertaal Matrix voor zelf:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
self ikzelf; zelf; zelve
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personally eigenhandig; zelf
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
myself mezelf; mijzelf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
myself eigenhandig; ikzelf; zelf; zelve
with one's own hands eigenhandig; zelf

Verwante woorden van "zelf":

  • zelfheid

Verwante definities voor "zelf":

  1. in eigen persoon1
    • ik heb de deur zelf geverfd1

Wiktionary: zelf

zelf
pronoun
  1. in eigen persoon
  2. in tegenstelling met iets anders
zelf
en-pron
  1. (emphatic) it
  2. (emphatic, exclusive) he
adjective
  1. in the very strictest sense of the word
noun
  1. individual person as the object of his own reflective consciousness

Verwante vertalingen van zelf