Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zouten:
  2. zout:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zouten (Nederlands) in het Engels

zouten:

zouten werkwoord (zout, zoutte, zoutten, gezouten)

  1. zouten
    to pickle; to salt
    • pickle werkwoord (pickles, pickled, pickling)
    • salt werkwoord (salts, salted, salting)

Conjugations for zouten:

o.t.t.
  1. zout
  2. zout
  3. zout
  4. zouten
  5. zouten
  6. zouten
o.v.t.
  1. zoutte
  2. zoutte
  3. zoutte
  4. zoutten
  5. zoutten
  6. zoutten
v.t.t.
  1. heb gezouten
  2. hebt gezouten
  3. heeft gezouten
  4. hebben gezouten
  5. hebben gezouten
  6. hebben gezouten
v.v.t.
  1. had gezouten
  2. had gezouten
  3. had gezouten
  4. hadden gezouten
  5. hadden gezouten
  6. hadden gezouten
o.t.t.t.
  1. zal zouten
  2. zult zouten
  3. zal zouten
  4. zullen zouten
  5. zullen zouten
  6. zullen zouten
o.v.t.t.
  1. zou zouten
  2. zou zouten
  3. zou zouten
  4. zouden zouten
  5. zouden zouten
  6. zouden zouten
diversen
  1. zout!
  2. zout!
  3. gezouten
  4. zoutend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zouten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pickle augurk; zure bom
salt zeebonk; zout
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pickle zouten conserveren; inleggen; inmaken; inpekelen; inzouten; marineren; opzouten; pekelen; toebereiden
salt zouten inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; pekelen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
salt gepekeld; gezouten

Verwante woorden van "zouten":


Wiktionary: zouten

zouten
verb
  1. eerste betekenisomschrijving
zouten
verb
  1. add salt to

Cross Translation:
FromToVia
zouten corn saler — (cuisine) assaisonner avec du sel.

zout:

zout [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zout
    the table salt
  2. het zout
    the salt
    • salt [the ~] zelfstandig naamwoord

zout bijvoeglijk naamwoord

  1. zout (zoutig)
    salty
    • salty bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor zout:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
salt zout zeebonk
table salt zout keukenzout; tafelzout
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
salt inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; pekelen; zouten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
salt gepekeld; gezouten
salty zout; zoutig hartig; zout bevattend; zouthoudend; zoutig

Verwante woorden van "zout":

  • zoutheid, zoutten, zouten, zouter, zoutere, zoutst, zoutste, zoutje, zoute

Antoniemen van "zout":


Verwante definities voor "zout":

  1. kleine witte korreltjes die de smaak van het eten versterken1
    • er moet wat zout bij de aardappels1
  2. met zout erin of erop1
    • zeewater heeft een zoute smaak1

Wiktionary: zout

zout
noun
  1. alledaagse naam voor keukenzout
adjective
  1. zout bevattend of zout smakend
zout
noun
  1. sodium chloride
  2. compound of an acid and a base
adjective
  1. salty
  2. saline
  3. tasting of salt
  4. containing salt

Cross Translation:
FromToVia
zout salt Salzohne Plural: Natriumchlorid, Kochsalz
zout salt sel — Nom courant du chlorure de sodium, substance sec, friable, soluble dans l’eau, que l’on extraire de la mer, de sources salées, de mines, et dont on se servir surtout pour assaisonner les aliments.