Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanwinst (Nederlands) in het Engels

aanwinst:

aanwinst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanwinst (aankoop; acquisitie; aanschaf; )
    the acquisition; the purchase; the gain; the shoppings; the profit
    • acquisition [the ~] zelfstandig naamwoord
    • purchase [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shoppings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de aanwinst (toename; verhoging; vermedevuldigen; )
    the increase; the expansion; the rise; the growth
    • increase [the ~] zelfstandig naamwoord
    • expansion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • growth [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanwinst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acquisition aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving
expansion aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanbouw; aanvulling; expansie; groei; toename; uitbouw; uitbreiding; uitlegging; uitspreiding; uitzetting; verbreiding; vergroting
gain aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop baat; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
growth aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanfok; aangroeiing; aankweek; aankweken; aanplant; aanvulling; aanwas; bloei; cultuur; expansie; fok; fokkerij; gezwel; groei; groeien; groeiproces; knobbel; kweken; ontplooiing; ontwikkeling; reproductie; teelt; toename; tumor; uitbreiding; uitzetting; verbouw; vergroting; vermeerdering; voortbrenging; voortplanting; wasdom
increase aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aangroeiing; aanvulling; aanwas; expansie; groei; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verloop; vermeerdering; vermenigvuldiging; verveelvoudiging; voortgang; vooruitgang; vordering; wijd worden
profit aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop baat; gewin; nut; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voordeeltje; voortbrengsel; waarde; winst; winstsaldo
purchase aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; annexatie; inkoop; inlijving; koop; kopen; verkrijging; verwerving
rise aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aangroeiing; aanwas; bult; heuvel; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vermeerdering; vooruitgang; vordering
shoppings aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gain aankomen; behalen; dikker worden; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen; zwaarder worden
increase aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
purchase aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven
rise aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; naar boven gaan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opborrelen; opgroeien; opstaan; opstijgen; opvliegen; opwellen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uitrijzen; uittorenen; verheffen; vermeerderen; zich opwerken

Wiktionary: aanwinst

aanwinst
noun
  1. iets nieuws dat erbij komt
aanwinst
noun
  1. increase by addition
  2. that which is obtained, got, or acquired, in any manner, honestly or dishonestly
  3. that which is obtained for a price in money or its equivalent

Cross Translation:
FromToVia
aanwinst acquisition; taking over; gain; acquirement; accession acquisitionaction d’acquérir.
aanwinst loot; booty; accession; acquisition; gain butin — Ce que l’on prendre sur les ennemis.
aanwinst obtention; obtainment; acquisition; acquirement; accession obtention — Action d’obtenir.