Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. abuis:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor abuis (Nederlands) in het Engels

abuis:

abuis bijvoeglijk naamwoord

  1. abuis
    wrong
    • wrong bijvoeglijk naamwoord

abuis [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het abuis (fout; vergissing; misgreep; dwaling; misslag)
    the fault; the mistake; the error
    – a wrong action attributable to bad judgment or ignorance or inattention 1
    • fault [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I could understand his English in spite of his grammatical faults1
    • mistake [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he made a bad mistake1
    • error [the ~] zelfstandig naamwoord
      • she was quick to point out my errors1
    the incorrectness; the flaw; the blunder
    the oversight
    – a mistake resulting from inattention 1
    the slip
    – a socially awkward or tactless act 1
    • slip [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abuis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blunder abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing blunder; domheid; enormiteit; flater; fout; giller; misgreep; misrekening; misschot; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
error abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing blunder; domheid; feil; flater; fout; giller; incorrectheid; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; vergissing
fault abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing berisping; blaam; blunder; domheid; euvel; feil; flater; fout; giller; gisping; incorrectheid; lering; mankement; misgreep; ondeugd; onjuistheid; onvolkomenheid; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt; zedelijke slechtheid; zonde
flaw abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing barst; blunder; breuk; domheid; euvel; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; krak; kwaaltje; manco; mankement; misgreep; onjuistheid; onvolkomenheid; scheur; zwakheid
incorrectness abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
mistake abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing blunder; domheid; flater; fout; giller; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
oversight abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing blunder; domheid; flater; giller; misgreep; nalatigheid; omissie; verzaking; verzuim; weglating
slip abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing blunder; domheid; flater; giller; glooiing; glooiingshoek; misgreep; onderbroek; onderjurk; overtrek; slip; slipje; spreekfout; verspreking
wrong onbillijkheid; ongelijk; ongerechtigheid; onrecht; onrechtvaardigheid; verkeerde
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blunder blunderen; flappen
mistake feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
slip floepen; glibberen; glijden; glippen; onderuitgaan; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen; slippen; strompelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wrong abuis abusief; doorelkaar; ernaast; fout; foutief; in de war; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd

Verwante woorden van "abuis":

  • abuizen

Wiktionary: abuis

abuis
noun
  1. misvatting

Cross Translation:
FromToVia
abuis error; mistake; fault erreurfaux opinion ; fausse doctrine.